We dalen af naar het zuiden. Na het rustieke Toscane is het tijd voor een stad die bruist van het leven, van cultuur en van... chaos. We zijn gearriveerd in: Napels!
Dag 8: Rotte Fisch!
Dag 9: Imagine
Een nieuwe dag, nieuwe kansen. De planning van vandaag was om naar het centrum van Napels te gaan, om de stad te gaan zien en een rondleiding per fiets te gaan doen. Altijd een fijne manier om een stad te verkennen. We liepen door straat die de avond er voor nog zo troosteloos was maar nu ineens bol stond van het dagelijks leven. Napolitanen zoefden op scootertjes voorbij en langs de weg stonden visboeren en groenteboeren hun waar te verkopen. We liepen tussen de kraampjes door op zoek naar de bushalte en toen we die eindelijk gevonden hadden bleek het nog helemaal niet zo gemakkelijk om de diensttijden te vinden. Blijkbaar is het in Napels gebruikelijk om geen diensttijden bij de bushokjes te vermelden. We liepen een koffiebarretje in om het aan de barista te vragen en om een kopje koffie te bestellen, nu we toch moesten wachten. Anneke bestelde een esprosso en Annemijn en ik gingen voor een cappucino. Terwijl Anneke wat stond te keuvelen met oudere Napolitaanse mannetjes en de barista stond te prutsen met hete melkschuim, stond er ineens een bus voor de bushalte. Snel grepen we onze spullen bij elkaar en holden we naar de bus, maar de barista was nog niet klaar met de laatste cappuccino.
Ik stapte vast de bus in om in mijn beste Italiaans te vragen of de chauffeur een momentje wachten kon, ondertussen rende Annemijn op en neer om de tassen van de koffiebar naar de bus te brengen en moest Anneke de koffie nog afrekenen. Ineens kwam een Napolitaans mannetje naar buiten gesneld, met in beide handen een bekertje koffie. De chauffeur slaakte een zucht als teken dat hij nu toch wel echt vertrekken moest. In steenkool-Italiaans smeekte ik de chauffeur om nog een momentje te blijven staan. En op dat moment kwam Anneke de straat over rennen en stapte de bus in.
Dag 8: Rotte Fisch!
En ineens stonden we langs de snelweg, nog voor het tolpoortje. De reis
van onze agriturismo naar Napels was rustig verlopen. Annemijn zat achter het
stuur haar eerste buitenlandse kilometers te maken en onderweg hadden we nog
een flink partijtje gekeelvingerd op Bette Midlers the Rose.
De Italiaanse wegen rijden op zich wel makkelijk, maar des te zuidelijker je komt, des te drukker en chaotischer wordt het op de weg. Omdat we nu niet zeker wisten of we door konden rijden of niet, hadden we de auto dus langs de weg geparkeerd en liepen we een tolhuisje binnen. En na een goed half uur was er eindelijk een Italiaan die ons begreep en vertelde dat we gewoon door konden rijden. Bij de meeste tolwegen waar we gereden hadden moest je eerst een kaartje kopen om even later weer in te leveren. Maar hier, vlakbij de ring van Napels, golden blijkbaar andere regels en vond klaarblijkelijk niemand het noodzakelijk om dat duidelijk aan te geven. Tot nu toe hadden we prachtige landschappen en steden gepasseerd op onze route en toen we Napels binnen reden hadden we (ik in ieder geval) dezelfde grandeur van de Noord-Italiaanse steden verwacht. Dat bleek niet het geval.
De Italiaanse wegen rijden op zich wel makkelijk, maar des te zuidelijker je komt, des te drukker en chaotischer wordt het op de weg. Omdat we nu niet zeker wisten of we door konden rijden of niet, hadden we de auto dus langs de weg geparkeerd en liepen we een tolhuisje binnen. En na een goed half uur was er eindelijk een Italiaan die ons begreep en vertelde dat we gewoon door konden rijden. Bij de meeste tolwegen waar we gereden hadden moest je eerst een kaartje kopen om even later weer in te leveren. Maar hier, vlakbij de ring van Napels, golden blijkbaar andere regels en vond klaarblijkelijk niemand het noodzakelijk om dat duidelijk aan te geven. Tot nu toe hadden we prachtige landschappen en steden gepasseerd op onze route en toen we Napels binnen reden hadden we (ik in ieder geval) dezelfde grandeur van de Noord-Italiaanse steden verwacht. Dat bleek niet het geval.
Vervallen panden, vieze straten, flatjes die op instorten stonden; onze eerste
indruk van Napels leek in geen enkel opzicht op het Napels uit het ANWB-boekje.
We werden door de navigatie naar onze air-bnb gestuurd. We parkeerden op het naastgelegen parkeerterrein – een pleintje naast het spoor met blaffende honden in hokken – en al gauw hingen er nieuwsgierige buurtbewoners uit de ramen ons gade te slaan. Onze air-bnb bleek midden in - laten we maar zeggen – een volksbuurt te liggen. De gastvrouw kwam maar niet opdagen en na een half uur meerdere malen gebeld te hebben kregen we eindelijk een SMS terug. Ze zou er bijna zijn, stuurde ze. Annemijn en ik besloten om de gastvrouw op te wachten voor de deur van de air-bnb en Anneke was zo dapper om bij de auto te blijven, met al onze spullen. Na Anneke op haar hart te hebben gedrukt om de deur op slot te doen, namen we de sleutels in ontvangst en konden we onze spullen naar binnen laden. Voor de zekerheid hebben we de hele auto maar leeggehaald.
We werden door de navigatie naar onze air-bnb gestuurd. We parkeerden op het naastgelegen parkeerterrein – een pleintje naast het spoor met blaffende honden in hokken – en al gauw hingen er nieuwsgierige buurtbewoners uit de ramen ons gade te slaan. Onze air-bnb bleek midden in - laten we maar zeggen – een volksbuurt te liggen. De gastvrouw kwam maar niet opdagen en na een half uur meerdere malen gebeld te hebben kregen we eindelijk een SMS terug. Ze zou er bijna zijn, stuurde ze. Annemijn en ik besloten om de gastvrouw op te wachten voor de deur van de air-bnb en Anneke was zo dapper om bij de auto te blijven, met al onze spullen. Na Anneke op haar hart te hebben gedrukt om de deur op slot te doen, namen we de sleutels in ontvangst en konden we onze spullen naar binnen laden. Voor de zekerheid hebben we de hele auto maar leeggehaald.
Na ons geïnstalleerd te hebben in de kamer, dat feitelijk een omgebouwde kelder
was, besloten we een moment rust te nemen en de indrukken van de dag op ons in
te laten werken. Al zou het hoogtepunt van de dag nog later die avond komen.
De avond viel over Napels. Onze magen begonnen te knorren en het leek ons een leuk idee om een restaurant op te zoeken. We trokken de schoenen aan en gingen op pad, door onze volkswijk, op zoek naar een plek waar we wat konden eten. Dat bleek lastiger dan gedacht. Toen we na een half uur wandelen door de hoofdstraat nog niks gevonden hadden, besloten we om een paar plaatselijke meiden aan te spreken om advies te vragen. Ze stuurden ons naar een restaurant dat volgens hun aan het strand lag. Dat leek ons wel wat. We staken de straat over en via het trottoir wandelen we richting het genoemde restaurantje. Ik keek wat om me heen en vroeg me af hoe het dagelijks leven er in deze buitenwijk aan toe ging. Omdat ik wat liep te dromen was de snelheid van mijn pas wat afgenomen en kwam er wat afstand tussen Anneke, Annemijn en mij. Net toen ik mijn pas wilde versnellen schoot er plotseling een groot zwart ding voor mijn voeten de stoep over. “Een rat!” riep ik geschrokken. Ik besloot om maar snel door te lopen. Langs de huizen en winkels stonden af en toe wat ramen open. En toen we langs een openstaand raam liepen hoorden we twee mensen ruzie maken, naar het geluid te horen een man en vrouw, waarvan één een flinke klap in het gezicht kreeg. De dreun galmde de straat op en geschrokken keken we elkaar aan. We besloten om maar door te lopen.
Eenmaal aangekomen op de bestemming bleek ons restaurant aan het water een grote desillusie. Het restaurant bleek alleen een keuken te zijn, dat in een steegje zat. Het restaurant zelf was kort samengevat 3 campingtafeltjes met stoeltjes. Ergens te midden van een strandje, onder een spoorlijn. Een bediende begeleide ons naar onze plek en na een kort gesprekje nam ze de bestelling op. Veronica, zo heette ze, noteerde voor Annemijn en mij een pizza en voor Anneke een visschotel waarvan ze de versheid nadrukkelijk bevestigde.
“vresca! Vresca!”, zei ze. Veronica vroeg ook wat we wilden drinken. Anneke en Annemijn een wijntje, voor mij een colaatje. Veronica opende een deurtje van een schuurtje, ging naar binnen en een ogenblik later werd er een grote fles wijn en een grote fles cola neergezet.
De avond viel over Napels. Onze magen begonnen te knorren en het leek ons een leuk idee om een restaurant op te zoeken. We trokken de schoenen aan en gingen op pad, door onze volkswijk, op zoek naar een plek waar we wat konden eten. Dat bleek lastiger dan gedacht. Toen we na een half uur wandelen door de hoofdstraat nog niks gevonden hadden, besloten we om een paar plaatselijke meiden aan te spreken om advies te vragen. Ze stuurden ons naar een restaurant dat volgens hun aan het strand lag. Dat leek ons wel wat. We staken de straat over en via het trottoir wandelen we richting het genoemde restaurantje. Ik keek wat om me heen en vroeg me af hoe het dagelijks leven er in deze buitenwijk aan toe ging. Omdat ik wat liep te dromen was de snelheid van mijn pas wat afgenomen en kwam er wat afstand tussen Anneke, Annemijn en mij. Net toen ik mijn pas wilde versnellen schoot er plotseling een groot zwart ding voor mijn voeten de stoep over. “Een rat!” riep ik geschrokken. Ik besloot om maar snel door te lopen. Langs de huizen en winkels stonden af en toe wat ramen open. En toen we langs een openstaand raam liepen hoorden we twee mensen ruzie maken, naar het geluid te horen een man en vrouw, waarvan één een flinke klap in het gezicht kreeg. De dreun galmde de straat op en geschrokken keken we elkaar aan. We besloten om maar door te lopen.
Eenmaal aangekomen op de bestemming bleek ons restaurant aan het water een grote desillusie. Het restaurant bleek alleen een keuken te zijn, dat in een steegje zat. Het restaurant zelf was kort samengevat 3 campingtafeltjes met stoeltjes. Ergens te midden van een strandje, onder een spoorlijn. Een bediende begeleide ons naar onze plek en na een kort gesprekje nam ze de bestelling op. Veronica, zo heette ze, noteerde voor Annemijn en mij een pizza en voor Anneke een visschotel waarvan ze de versheid nadrukkelijk bevestigde.
“vresca! Vresca!”, zei ze. Veronica vroeg ook wat we wilden drinken. Anneke en Annemijn een wijntje, voor mij een colaatje. Veronica opende een deurtje van een schuurtje, ging naar binnen en een ogenblik later werd er een grote fles wijn en een grote fles cola neergezet.
![]() |
impressie van Veronica |
Misschien hadden we toen al kunnen weten dat dit geen succesnummer was, maar we
waren moe van het reizen en zoeken en de frisse zeewind was niet geheel
onprettig. Veronica ging zitten op een stoel en stak een sigaret op. Het duurde
een flinke poos en tijdens het wachten viel ons het aantal katten op dat zich
op het strand verzameld had. Na een half uur werd ons eten opgediend. De
beloofde verse vis bleek verrot en de pizza’s waren zo vet, dat als je je bord
kantelde het vet er in een straaltje van af droop. Ondertussen begonnen de
katten zich naar het terras – wij dus – te verplaatsen en te smeken om wat
restjes voedsel. Aan het tafeltje voor ons, waar net een stel Amerikanen hadden
gegeten, deed een groep katten zich tegoed aan de overgebleven resten. Achter
mij was een verhoging en een kat kroop omhoog, richtte zijn achterwerk naar ons
toe en deed tenslotte zijn behoefte. Veronica was de gehele tijd afwezig.
Toen het tijd was om af te rekenen, schreef Veronica een bonnetje uit waarvan
het totaalbedrag ons achterover deed slaan. Tijd om te protesteren hadden we niet,
want ineens stond daar een kleerkast van 2 meter hoog en breed – voor het geval
we moeilijk zouden doen. We dropen af en liepen terug naar onze appartement. Dit
was onze kennismaking met Napels. Licht beteuterd kropen we onder de lakens. De
volgende dag zouden we Napels zelf gaan verkennen.
Dag 9: Imagine
Een nieuwe dag, nieuwe kansen. De planning van vandaag was om naar het centrum van Napels te gaan, om de stad te gaan zien en een rondleiding per fiets te gaan doen. Altijd een fijne manier om een stad te verkennen. We liepen door straat die de avond er voor nog zo troosteloos was maar nu ineens bol stond van het dagelijks leven. Napolitanen zoefden op scootertjes voorbij en langs de weg stonden visboeren en groenteboeren hun waar te verkopen. We liepen tussen de kraampjes door op zoek naar de bushalte en toen we die eindelijk gevonden hadden bleek het nog helemaal niet zo gemakkelijk om de diensttijden te vinden. Blijkbaar is het in Napels gebruikelijk om geen diensttijden bij de bushokjes te vermelden. We liepen een koffiebarretje in om het aan de barista te vragen en om een kopje koffie te bestellen, nu we toch moesten wachten. Anneke bestelde een esprosso en Annemijn en ik gingen voor een cappucino. Terwijl Anneke wat stond te keuvelen met oudere Napolitaanse mannetjes en de barista stond te prutsen met hete melkschuim, stond er ineens een bus voor de bushalte. Snel grepen we onze spullen bij elkaar en holden we naar de bus, maar de barista was nog niet klaar met de laatste cappuccino.
Ik stapte vast de bus in om in mijn beste Italiaans te vragen of de chauffeur een momentje wachten kon, ondertussen rende Annemijn op en neer om de tassen van de koffiebar naar de bus te brengen en moest Anneke de koffie nog afrekenen. Ineens kwam een Napolitaans mannetje naar buiten gesneld, met in beide handen een bekertje koffie. De chauffeur slaakte een zucht als teken dat hij nu toch wel echt vertrekken moest. In steenkool-Italiaans smeekte ik de chauffeur om nog een momentje te blijven staan. En op dat moment kwam Anneke de straat over rennen en stapte de bus in.
Het hele geheel had iets komisch – en aan de gezichten van de andere
inzittenden te zien vermaakten die zich kostelijk.
We werden midden in de stad uitgespuwd door de bus en zochten een
terrasje op. Na even een verfrissend drankje gedronken te hebben, want in
Napels bleek het toch een stuk warmer te zijn dan Noord-Italië, slenterden we
door het stadshart van Napels.
We liepen het Piazza del Plebiscito op, het grootste plein van de stad. Op de trappen van van de San Fransesco di Paolo, een enorme kerk, lag een rode loper uitgerold en alles lag bezaaid onder de papiersnippers. Er was ondertussen een trouwerij gaande. Anneke en Annemijn veegde wat snippers bij elkaar, grepen elk een partij papiersnippers op en gooiden het in lucht. Op aanwijzing van mij overigens, want ik stond de vertoning te fotograferen. Ineens stond daar de koster, die in onversneden Napolitaans begon te schelden en dreigde de politie te bellen, hetgeen hij uitbeeldde door wild met zijn armen te zwaaien. Heel nederig boden we onze excuses aan, maar dat was niet genoeg. Pas toen we voorstelde om de snippers zelf bij elkaar te vegen en op te ruimen keerde de boze koster bij. Ineens was hij de vriendelijkheid zelfde en wuifde hij al lachend ons voorstel weg.
We liepen het Piazza del Plebiscito op, het grootste plein van de stad. Op de trappen van van de San Fransesco di Paolo, een enorme kerk, lag een rode loper uitgerold en alles lag bezaaid onder de papiersnippers. Er was ondertussen een trouwerij gaande. Anneke en Annemijn veegde wat snippers bij elkaar, grepen elk een partij papiersnippers op en gooiden het in lucht. Op aanwijzing van mij overigens, want ik stond de vertoning te fotograferen. Ineens stond daar de koster, die in onversneden Napolitaans begon te schelden en dreigde de politie te bellen, hetgeen hij uitbeeldde door wild met zijn armen te zwaaien. Heel nederig boden we onze excuses aan, maar dat was niet genoeg. Pas toen we voorstelde om de snippers zelf bij elkaar te vegen en op te ruimen keerde de boze koster bij. Ineens was hij de vriendelijkheid zelfde en wuifde hij al lachend ons voorstel weg.
![]() |
de San Fransesco de Paolo |
De Piazza is een ontzettend groot plein en één van de weinige auto- en
motorvrije ruimtes van de stad. In het ANWB boekje las ik dat het plein nog
geen tien jaar geleden vol stond met auto’s en onder het Koninklijk paleis een
drukke autoweg lag. Het plein is als het ware teruggegeven aan de mensen.
Een uurtje later staan we op de
boulevard, leunend tegen onze verstelbare stadsfiets. De gids, waarvan me de
naam is ontschoten, stond te vertellen over een kasteel in het water waar
oorlog was gevoerd en iets met een ei dat heel moest blijven. De zon schittert
over het water van de middellandse zee. De gids wijst met zijn hand naar de
horizon, waar we contouren van de Vesuvius zien. “Imagine!” begint de gids.
“Kijk, dat is de Vesuvius. Een hoge vulkaan. Wisten jullie dat voordat hij uitbarstte
in het jaar 79 de vulkaan dubbel zo hoog was?” We staren alle drie naar de vulkaan. “De bovenkant
van de vulkaan is toen naar beneden geklapt.”
We fietsen door Napels, met deze vriendelijke gids. Hij wijst ons een
eiland voor de kust aan, waar de jetset van Napels en Italië verblijft tijdens
zomerse dagen en met een grote glimlach verteld de gids dat een of andere
Amerikaanse acteur er zo vaak komt dat hij wel eens een optreden geeft in een
Napolitaans café. Al fietsend zien we ontzettend veel van de stad en bij bijna
elk gebouw heeft onze gids wel weer een verhaal.
We fietsen over een groot plein, koelen af in een kerk en slaan dan ineens een smalle straat in. De gids verteld dat we fietsen over de Spaccanapoli, een straat die drie kilometer door loopt en zo de stad door tweeën splijt. We hobbelen over de kinderkopjes, proberen intussen al de wandelaars te ontwijken en dan schiet de gids ineens een steegje in.
We fietsen over een groot plein, koelen af in een kerk en slaan dan ineens een smalle straat in. De gids verteld dat we fietsen over de Spaccanapoli, een straat die drie kilometer door loopt en zo de stad door tweeën splijt. We hobbelen over de kinderkopjes, proberen intussen al de wandelaars te ontwijken en dan schiet de gids ineens een steegje in.
Hij neemt ons mee naar een werkplaats waar kerststallen gemaakt worden. Alleen
vind je in plaats van de traditionele figuren die in een kerststal horen hedendaagse
figuren uit de popcultuur of bijvoorbeeld politiek. Van paus Franciscus tot aan
Angela Merkel of Darth Vader, je vind ze hier allemaal, in terracotta
tenminste. De gids verteld over de kerststallen bij hem thuis vroeger, maar dan
wel met Bijbelse figuren, en de nostalgie is zichtbaar in de ogen van de gids. Dan
stelt hij ons voor aan een andere Napolitaanse traditie. De gids laat ons een
soort van mini pepertje zien, ten grootte van een sleutelhanger. De peper, zo
verteld de gids, moet eigenlijk een hoorntje voorstellen en is een
gelukssymbool. Tenminste: hij brengt geluk, als je het hoorntje doorgeeft aan
een persoon die je lief hebt. Dus hebben Anneke, Annemijn en ik een hoorntje
gekocht en hebben we die – in een driehoek – aan elkaar gegeven. En of het
werkte? We hopen het.
De gids zet ons weer af op de boulevard. We leveren de fiets in en
bedanken de gids voor zijn enthousiasme en de fijne tocht. In het stralende
licht van de zon namen we plaats aan het water van de middellandse zee en in de
zilte zeelucht keken we de talloze trouwstelletjes af die liepen te pronken op
de boulevard. Blijkbaar is zaterdag de dag om te gaan trouwen in Napels en ik
overdrijf niet als ik zeg dat we die dag meer dan 15 trouwstellen geteld
hebben.
’s Avond hebben we een lekker
restaurant opgezocht in een van de vele nauwe straatjes van Napels. En toen was
het tijd om met de bus terug te gaan naar onze accommodatie. Het zou een
bloedreis blijken. Voordat we eindelijk onze kamer in konden stappen, moesten
we een paar keer overstappen, en wachten bij stations met onduidelijke
dienstregeling.
Napels is een rauwe stad. Een
beetje viezig zelfs. Toen ik ’s avonds een washandje over mijn gezicht haalde zag
het washandje zwart van al het roet en viezigheid van de stad. Toch is het
beeld van Napels (afval, misdaad en roof) niet altijd even waar. Wie bereid is
de vooroordelen op zij te zetten vind ook een prachtige stad, bol staand van
verleden en trots, met aardige en behulpzame mensen. Onze gids zei tijdens de
tocht: “Imagine, when you visit Napels fort the first time you will cry two
times. The first time is when you arive and the second time is when you leave.”
En niets is minder waar.
De eerste avond zagen we de lelijke kant van Napels, vandaag hadden we
Napels leren kennen als een bruisende Zuid-Italiaanse stad met een aangename mediterrane
sfeer.
Alle drie vielen we als een blok in slaap.
Dag 10 en 11: Pompeï en
Orbetello
“Hey there, you belong in the line!” blaft een Amerikaanse toerist ons
toe. Verbaast (en beschaamd) kijken we elkaar aan. We staan bij de exit van een
oud Romeins badhuis, waar zich binnen oude romeinse mozaïeken en fresco’s
zouden bevinden, met in het bijzonder erotische fresco’s. Maar we zijn niet de
enige toeristen in Pompeï en dus wordt onze poging om achterlangs het badhuis
in te sluipen niet erg gewaardeerd door de andere bezoekers, die wel netjes in
de rij staan.
Met de zon hoog aan de hemel lopen we door de antieke opgegraven stad,
dat ooit een bloeiend Romeins handelscentrum was maar rampzalig genoeg compleet
verdween onder het as van de Vesuvius toen die uitbarstte in het jaar 79.
De stad werd eind zestiende eeuw ontdekt, en in de achttiende eeuw werd
er voor het eerst aandacht besteed aan de opgraving er van. Het geeft een goed
beeld van het dagelijkse romeinse leven, en die lijkt meer op het leven van nu
dan dat je zou verwachten.
Ook een attractie in Pompeii |
Zo wandelden we over het forum, het centrale plein waar tempels stonden
en andere belangrijke gebouwen. We wandelen door wat vroeger de woonwijken
waren, langs villa’s voor de rijke burgers en langs werkplaatsen en oude
snackbars. De oude Romeinen mochten vaak niet in hun eigen huis koken vanwege
brandgevaar, en kochten dan eten op straat.
We bezochten oude badhuizen, die verwarmd werden door hete kolen.
Bij het forum stonden vitrages met daarin gipsafdrukken van slachtoffers,
vaak in voorovergebogen houding. Een afruk in het bijzonder komt, 2000 jaar
later, nog steeds hard aan: een moeder die met haar baby in haar armen het kind
probeert te beschermen. Tevergeefs. Als in de omgeving van de vulkaan niet
omkwamen door het as en puin, kwamen ze wel op door de giftige lucht die
vulkaan uitspuwde en door de wind verspreid werd.
Naarmate de middag dichterbij kwam en de zon op zijn hoogtepunt zou
komen, des te warmer en drukker werd het in Pompeï. En zoals elke attractie in
Europa, lopen er enorme groepen toeristen, vaak uit Azië, alles op de foto te zetten
en vliegen de selfiesticks je er om de oren.
Deze groepen toeristen zijn luidruchtig, opdringerig en ze deinzen er
niet voor terug je aan de kant te duwen zodat zij naar een oude fresco kunnen
kijken. Voor zover er gekeken wordt, want alles wordt uitvoerig gefotografeerd.
Eerlijk is eerlijk: Pompeï is een belevenis en je zou er beslist eens geweest
moeten zijn. Maar de eerlijkheid gebied me ook te zeggen dat de eerst ruïne
heel bijzonder is, de tweede al wat meer van hetzelfde en bij de derde heb je
het eigenlijk wel gezien. Dat gegeven in combinatie met de hitte en de drukte
deed ons besluiten om de auto weer op te zoeken en onze route te vervolgen.
We reden via Napels en Rome weer richting het noorden en algauw begon
het landschap weer te veranderen in het heuvelachtige landschap dat we kenden
van Toscane. En na een heel stuk gereden te hebben kwamen we aan in Orbetello,
een eilandje in een lagune, verbonden met een dijk. In het stadje hebben we
heerlijk gegeten.
De volgende dag stond er beneden in een tent een heerlijk ontbijtbuffet
voor ons klaar. En na al het drukte en geweld van de steden die we de afgelopen
dagen hadden bezocht, besloten we om de dag als volgt in te plannen: helemaal
niets.
Met een goed boek zijn we gaan liggen op het strand, pal achter ons
hotel gelegen, en hebben we heerlijk gezwommen en geluierd in een strandstoel. En
zoals het altijd gaat wanneer je geniet: de tijd vliegt. En ineens was het tijd
om Orbetello te gaan verlaten voor onze laatste echte bestemming van de
roadtrip: Cinque Terre.
Maar dat lees je in het vierde en laatste deel van dit reisverslag.
Binnenkort op deze blog.
Laat me weten wat je van de blog vind!
![]() |
Het strand aan de lagune, pal achter ons hotel |
Als je het leuk vind, of als je tips hebt over het onderhouden van een blog.. ik hoor het graag!
Een reactie is altijd welkom!
P.s: alle foto's zijn zelf genomen en alle tekeningen zijn zelf getekend.
Reacties
Een reactie posten