Een nerveuse ademhaling en knikkende knieën. Voor me zat een
man die mijn jeugd voor een groot gedeelte had bepaald. Hij had me meegenomen
naar Tibet en Nepal - op zoek naar een parel in een lotusbloem, hij heeft me
een spannend avontuur laten beleven op het VOC-schip ‘de Amsterdam’, waar een verdraaide
Italiaanse piraat alles in de soep deed lopen, hij heeft me kennis doen laten
maken met Jeanne Panne die er vreemde nachtelijke avonturen op na hield, enzovoort,
enzovoort. Maar vooral liet hij me verwonderen: hoe kan iemand zulke plaatjes zo tekenen
dat je er helemaal in op kunt gaan, erin kan verdwijnen? Hij zat voor me, er
stonden alleen nog een stuk of vijftien mensen tussen ons in. Mijn handpalmen
had ik al een paar keer aan mijn shirt afgeveegd, maar het hielp niets: ze werden
vochtiger bij elke stap die ik vooruit deed.
Album 295 – de Krasse Koko – was een hommagealbum van de
huidige studio naar Paul Geerts geweest. De man die in een zonnige Kamper
binnenstad zat te signeren voor zijn fans. De studio heeft nooit kunnen tippen
aan zijn werk, maar toch was het een bijzonder album, ik had het gekocht op
schoolkamp. Dat had ik ook in de kaft gezet: schoolkamp groep 8
Frits Bode School – 2007.
Toen ik eenmaal aan de beurt was, en
het album aan de erfgenaam van Vandersteen gaf, vroeg hij welk figuur ik wilde.
‘Lambik’, zei ik schor en toen hij het album opensloeg las hij aandachtig de notitie
die ik eerder die zomer had neergekalkt, wat aardig van hem was. In een paar pennenstreken
zette hij een verdwaasde Lambik neer, Lambik in optima forma. Niemand kon dat
beter dan Paul Geerts.
Een paar jaar later stond ik weer bij de opvolger van
Geerts: Marc Verhaegen. Potjandorie wat kon die man tekenen en wat kon ik me
daaraan vergapen. Met meer zelfvertrouwen dan die dag in Kampen overhandigde ik
het album Rebacca R. – zijn eerste album sinds zijn vertrek bij Studio
Vandersteen. Marc Verhaegen vroeg hoe ik heette. ‘Jan Maarten’, zei ik.
‘Wablief?’
‘Jan Maarten’
‘Jan Martin?’
‘Nee, Jan Maarten!’
Het werd: Jan Maat.
‘Geeft niks meneer, dank u wel voor uw
tekening’, zei ik nog.
Afijn, waar ik naar toe wil, gisteravond had ik hetzelfde gevoel
als die zonnige zaterdag in Kampen. Diezelfde zwakke knieën, diezelfde
aarzeling. Voor me stond Marcel van Roosmalen boeken te signeren. We waren naar
de voorstelling Zandweg 17 geweest, waarin hij samen met zijn partner Eva Hoeke had verteld over het avontuur van hun verhuizing naar Wormer en alle gebeurtenissen
sindsdien. Samen met A en moat J, die als vervanger van B fungeerde,
trokken we naar het theater van Zwolle. Een kostelijke avond, met na afloop
kans op een handtekening van the man himself.
Straks ga ik stotteren, kom ik niet uit mijn woorden,
verstaat hij mijn naam verkeerd, zeg ik iets geks en kom ik mezelf tegen in een
column of podcast als ‘iemand met een vlekje!’
We stapten en het theater uit en trokken naar de kroeg.
Ach, het was goed zo. Het was een leuke voorstelling en we hebben hem eens live gezien. Maar heel even voelde ik me toch dat jochie van 11. En voor de nostalgie toch maar even dat ene album uit de boekenkast gevist.
Trouwens, voor wie het leuk vindt: in de Perfecte Podcast interviewt Koen Maas de peetvader van Suske en Wiske, Paul Geerts, terwijl ze Chinees eten in zijn favoriete restaurant. Leuk om te luisteren omdat hij vertelt over zijn tijd met Vandersteen, de studio en hoe hij op al die verhalen kwam. En jaloersmakend: chinees eten met Paul Geerts, wie wil dat nu niet?
![]() |
Jan Maat. Pfff. |
Reacties
Een reactie posten