Er mogen meer stripboeken gelezen worden.
De reeks Suske en Wiske hoopt volgend jaar haar 80ste verjaardag
te kunnen te vieren. 80 jaar strips!
Hoe heeft de reeks zich staande weten te houden in al die jaren? En wat zeggen de albums over de tijd waarin ze werden uitgebracht?
Misschien heb je nog wat albums op zolder, of gewoon in de boekenkast (mag best hoor). Pak ze er weer eens bij! En laat je verrassen door tekenkunst, spanning, mysterie, humor en avontuur!
Voor deze keer: De Poenschepper (1967)
Twee reeksen in één
Album 67, De Poenschepper, is het eerste album uit de
befaamde vierkleurenreeks, de albums met typerende rode kaft en toren op de
achterkaft. Er had geen betere titel voor dit album kunnen bestaan als deze.
De vierkleurenreeks was namelijk het moment waarop de
albums volledig in kleur en op kwalitatief goed papier werden uitgegeven. En dat
niet alleen: de Vlaamse en Nederlandse reeks werden vanaf toen samengevoegd
tot één lopende reeks. Dat scheelde de drukker kosten in drukwerk, maar het kan
ook mogelijk zijn dat Vandersteen toen gedacht moet hebben: die Nederlanders
heb ik binnen.
De verhalen van Suske en Wiske, oorspronkelijk in dagbladen gepubliceerd,
sloegen in eerste instantie helemaal niet zo aan in ons land. Goed dan, in Limburg,
maar dat ligt al half in België. Om de markt over de grens te kunnen veroveren
pakte Vandersteen het groots aan, hij vernederlandste zijn oorspronkelijk
Antwerpse strip. Sidonie werd Sidonia, Jerommeke werd Jeroen, Lambiek werd
Lambik en Schalulluke (Vlaamse bijnaam voor bosui) werd Schanulleke. Bovendien
liet hij ze Nederlands spreken, wat hem geen windeieren heeft gelegd. Nederland
zijn sloot stripreeks in de armen.
Vanaf album 69, De Nerveuze Nerviërs, kondigde Vandersteen
dat lezers duidelijk aan. Tijdens een picknick keert Sidonie zich naar Lambiek
en zegt: ‘Lambik, vanaf nu praten wij beschaafd Nederlands en daarom wil ik
voortaan Sidonia heten!’
De taalwijziging betekende dus ringelende kassa’s voor Vandersteen,
maar het betekende ook dat in heel Vlaanderen Nederlands gelezen kon worden.
Vlaams was tot die tijd vooral aan volkse taal, die ondergeschikt was aan het
Frans. De Vlamingen hebben een strijd moeten voeren om de tweetaligheid van hun
land te kunnen behouden. Maar goed, dat terzijde, deze blogpost zou eigenlijk over
De Poenschepper moeten gaan.
De Poenschepper
In De Poenschepper wordt Lambik, terneergeslagen door een
financiële tegenvaller, verleid door twee figuren die hem eindeloze rijkdom
beloven, het enige wat hij daarvoor hoeft te doen is een contract te ondertekenen.
Sindsdien is hij een beroemd en succesvol zakenman, die zijn neus ophaalt voor zijn
oude vrienden.
Die geven Lambik niet verloren en besluiten te onderzoeken
wat er nu precies aan de hand is. Het blijkt dat die twee figuren, Mazoetan en Belzabel,
Lambiks hartslag gebruiken om een machine te voeden die als beloning eindeloos
bankbiljetten uitstrooit.
Om af te komen van deze gruwelijke kwelling dient het
contract verbroken te worden. Een landloper genaamd Fantamoer, is de enige die
helpen kan. Het is een figuurtje dat om de zoveel tijd zomaar ergens in een
veld een bord omhooghoudt met een moralistische boodschap. Denk aan ‘draag
elkanders lasten!’ of ‘volhardt in het goede!’
Kostelijk getekend, Vandersteen op z’n best.
Welvaart en verharding
Volgens de legende hoorde Vandersteen tijdens een stapavond,
ergens halverwege de jaren 60, twee jonge zakenlieden praten met elkaar. De
sociale verharding die het grote geld met zich meebracht trof hem zo, dat het hem
deed aanzetten tot het schrijven van dit verhaal. Of is er misschien toch meer
aan de hand? Had Vandersteen misschien gewetenswroeging?
Overigens is het een tijdloos onderwerp.
Vergeet niet, net na de oorlog was er weinig entertainment
voorhanden. Een bezoekje aan de bioscoop was niet voor iedereen weggelegd. Films
kijken deed je zelf, op de bank, met een stripboek in je handen. Dat koste
niets, behalve je fantasie.
Als je in die tijd een beetje aardig tekenen kon en je had toevallig een goede
formule gevonden voor een stripverhaal, was je binnen. Nederland heeft dat
minder, maar in het naoorlogse België waren Vandersteen, Herge en Marc Sleen
(Nero) grote namen.
Niet snel daarna trok Vandersteen naar de Kalmthoutse heide,
waar hij een eigen villa liet bouwen. De KLM nodigde hem uit om een wereldreis
te maken (daarom vliegen de helden altijd met de KLM en niet de Belgische vliegmaatschappij),
van autohandelaren mocht hij fijne wagens rijden als ze een plekje kregen in
zijn strip. Vandaag zouden we dat product placement noemen. Vandersteen had
dat al snel in de smiezen.
In De Poenschepper ontdekken de figuren dat de medewerkers
in Lambiks kantoor nooit naar huis gaan, het blijken robots te zijn die slechts
uitvoerende krachten zijn. Vandersteen zou daarmee zijn minachting voor het
opkomende kantoorbestaan kunnen botvieren, maar het ironische is dat hij zijn
eigen medewerkers hele dagen met voorovergebogen ruggen zijn potloodtekeningen liet
uitwerken.
Dat neemt niet weg dat de boodschap van het album duidelijk
blijft: het grote geld deugt niet. Gaan voor het grote geld betekent altijd inleveren
op andere dingen.
Provo’s
Best een linkse opvatting, als je het in de tijd van toen
plaatst. Overigens is dat Suske en Wiske niet vreemd: thema’s als natuurbehoud
(De Boze Boomzalver) en dierenbescherming (De Toornige Tjiftjaf) zijn geregeld
thema’s in verhalen uit de reeks, opvallend vaak in albums uit de jaren 60 en
70.
Dat betekent niet dat we Vandersteen als Linkse Rakker
kunnen typeren. Van hippe jeugdbewegingen als de provo’s moest hij niets hebben.
In een scené waarin Sidonia op zoek gaat naar de landloper, poogt ze wijzer te
worden in een provocafé. De aanwezige jongelui worden afgebeeld als onverzorgd,
ongewassen en vooral stinkend. Een figuur laat zijn zweetvoeten op de bar
rusten. Als Sidonia een provodame vraagt: ‘heb jij soms Fantamoer de landloper
gezien?’ antwoord die met ‘Roest… heb zware problemen! Wereld is onrechtvaardig…
de boys kunnen lang haar dragen… wij vrouwen nooit een baard!’
Laten we het album zien als een eigentijdse waarschuwing tegen het oprukkende kapitalisme. Tegelijk zou het album ook opgevat kunnen worden als een waarschuwing van Vandersteen aan zichzelf. Volhardt in het goede!
Einde, knipoog
Fantamoer, de landloper, probeert door tot leven gewekte stenen
engelenbeetjes pijlen door het hart van Lambik te schieten, in de hoop dat hij
zo verlost wordt van dat duivelse contract. Het wil niet baten. De enige manier
waarop het contract verbroken kan worden is dat iemand zich voor Lambik
opoffert. Fantamoer werpt zich voor een kanon – vlam! – en lost op in het niets.
Als de rook is opgetrokken ontwaart zich op de vloer een spoor van as, in de
vorm van een kruis.
In de laatste prentjes van het album vraagt
Wiske zich af wie die Fantamoer en Mazoetan met Belzabel waren. Suske antwoord dan:
‘dat zullen we nooit weten, Wiske! Iedereen mag er het zijne van denken!’
![]() |
Bron: suskeenwiske.ophetwww.net - bezoek de recensiepagina! Niets is leuker dan 40ers en 50ers zien foeteren op nieuwe uitgaven van Suske en Wiske. |
Reacties
Een reactie posten