Niet één continent heeft zoveel grenzen gekend als Europa. Bekijk de kaart eens door de eeuwen heen en je ziet het kroelen van de stippellijntjes. Dan weer wordt er een erfgoedje bij een rijk gevoegd, dan eens verklaard een land zich weer onafhankelijk, zo nu en dan breekt er een oorlog uit die al die lijnen weer compleet door elkaar husselt.
En dan, zo eind vorige eeuw, verdwijnen ze ineens. Sinds het
Schengenverdrag kunnen Europeanen van Amsterdam naar Rome, of van Stockholm
naar Boedapest, zonder ook maar één keer een paspoort te hoeven afgeven.
Soms worden zachte grenzen weer harde grenzen,
als in de coronaperiode of zoals nu: het land dat zijn grens deelt met de
meeste landen in Europa controleert weer op paspoorten. Niemand komt nog zomaar
Duitsland binnen.
Naast de grenzen die je kunt zien in de atlas, kent Europa
ook andere, onzichtbare grenzen. Je treft er wel eens plaatsjes van op internet.
Dan zie je ineens Europa in drie stukken gesneden, met in het zuiden een fles
wijn, in het oosten een fles wodka en in ons stuk een pul bier. Hetzelfde kun
je doen met bijvoorbeeld pasta en aardappelen. Al die plaatjes zijn voorbeelden
van hoe het zuiden nog steeds verschilt met het noorden, het oosten nog steeds met
het westen.
Eerder schreef ik iets over de koffiegrens. De nog steeds
aanwezige breuklijn tussen het West-Romeinse Rijk en het Oost-Romeinse Rijk. In
het westen drinken we keurige filterkoffie of espressootjes en wat al niet
meer, in het oosten drinken ze koffie met drab.
In die onzichtbare grenzenkaart van Europa zou ik nog zo’n
grenslijn toe willen voegen. Ik noem het de verlichtingsgrens. Heeft niets te
maken met Voltaire, wel met voltage.
Die grens loopt een beetje over Portugal, Spanje, Italië en
Kroatië heen. Als je ooit in één van deze landen bent geweest is het je
wellicht opgevallen dat de verlichting er veel feller is.
Kuier eens door een dorpje
in Zuid-Italië, het witte licht spat door de ramen. Als je dan naar binnen kijkt,
wat je als nieuwsgierige Nederlander dan toch doet, zie je vaak maar één lamp aan
het plafond. En om een kamer te verlichten met slechts één lamp heb je aardig
wat Lumen nodig. Overigens kun je in een gemiddelde Nederlandse straat op
dezelfde manier precies zien welke buren hun wortels hebben liggen in het
Middellandse Zeegebied.
Nu het najaar nadert, hoor je opgeruimde mensen wel eens
zeggen dat ze de komende periode wel weer gezellig vinden. ‘Gezellig de lichtjes
weer aan’, klinkt het dan.
Gezellig is een typisch woord voor deze streken. Het is ook typisch dat we spreken van lichtjes en lampjes. In de avond doen we gezellig
de lampjes aan en voor het geval we goed zicht nodig hebben doen we
de grote lamp aan.
In de zuidelijke landen is het slechts de grote lamp en daarmee basta. Het
is vaker voorgekomen dat we tijdens vakantie op een terras gedineerd hebben met
enkel een bouwlamp als sfeerverlichting.
Je kunt er ook over boulevards wandelen die verlicht worden door TL buizen. Gezellig.
Het lijkt wel alsof in het noorden veel meer aandacht
besteed wordt aan verlichting. Dat is ook niet zo gek, de wintermaanden zijn
hier donkerder en duren langer dan bij de zuidelijke Europeanen. Maar waarom gaat
onze voorkeur dan uit naar zacht licht, terwijl we in de winter juist zoveel behoefte
hebben aan licht? En waarom schijnen zuidelijke Europeanen tevreden te zijn met
maar één felle witte lamp aan het plafond?
Een vraag die best leuk en interessant kan zijn: wat zegt de manier waarop mensen hun verlichting kiezen over het gebied waar ze wonen?
Of dichterbij: wat zegt de manier waarop je jouw huis verlicht over jou als persoon?
Reacties
Een reactie posten