Afgelopen week had ik de tweede en meteen laatste dag van een cursus die onder andere handvaten biedt bij het omgaan met agressie. Op de eerste dag kregen we huiswerk mee: het invullen van onze eigen piramide.
Onder in de piramide is het blauw. Als je daarin zit ben je sub-assertief.
Daarboven groen: assertief. Naarmate je omhoog gaat in de piramide klim je
langs verschillende kleuren als geel, oranje en rood en neemt de spanning toe. Het
topje, donkerrood, is een fase waarin je agressief bent en in staat bent tot
doodslag. De meeste mensen zitten, gelukkig, onderin of halverwege de piramide.
De bedoeling was dat we invulden wat onze basis in de piramide
was, hoe we reageerden in de verschillende fases en wat we nodig hadden om tot
de groene fase te komen. Ik was aan de beurt en benoemde dat ik vaker in de
sub-assertieve fase zat dan in de assertieve fase. Ook zat ik wel eens in de
gele – geagiteerd gedrag – fase wanneer ik spanningen ervaarde. Dan kon ik wel
eens mopperen of kortaf zijn, maar ik werd vooral nerveus. Ik zei ook dat dat
de fase was waarin ik meestal pas mijn grenzen aangaf. Dat zou ik eigenlijk al
in de groene fase moeten doen, want voor het dan zover was, was mijn grens feitelijk al gepasseerd.
‘Heb je dan ook een klein emotioneel
woordenboek?’ vroeg de cursusleidster.
‘Nou’, zei ik, ‘ik heb heus wel een
groot emotioneel woordenboek, alleen mag ik er wel wat vaker het stof vanaf
blazen’.
‘O, wat mooi’, zei de cursusleidster.
De aanwezige gedragswetenschapper: ‘heel
mooi’.
‘Die ga ik van je stelen!’
Daarna: ‘als je dat goed vindt tenminste’.
Ik knikte. Dat was goed.
Het emotionele woordenboek moet ik even uitleggen. De meeste
mensen die boven in de piramide zitten, hebben een klein emotioneel woordenboek.
Dat wil zeggen: ze zijn dan niet meer in staat woorden te geven aan gevoelens
en gaan dan maar schreeuwen en schelden. Bedreigend gedrag.
Of, ook gehoord: ‘dan spring ik uit
mijn tolerantieraampje’.
Iemand knikte instemmend: ‘ja, the
window of tolerance’.
Ik vroeg me af of je ook niet teveel
woorden kunt geven aan gevoel.
Na afloop volgde de evaluatie. De cursusleidster vroeg hoe
ze het gedaan had.
Ze vroeg ook: ‘Hoe was de humor?’
Ik besloot het op te slaan als titel
voor een nog te schrijven boek. Hoe was de humor, meesterlijk.
Zo heb ik dat wel vaker. Normaliter
schrijft een schrijver eerst een verhaal, dan pas wordt er een passende titel
bij verzonnen. Soms heb ik dat andersom. Dan hoor ik iets en denk ik: dat zou
pas een mooie titel voor een boek zijn!
Zo stak een vriendin laatst een
klaagzang over iemand af, maar besloot toch maar een positieve eigenschap op te
noemen en sloot af met: ‘zo is ze dan ook weer’. Dat is toch een prachtige
titel voor een roman?
Of: ‘maar even zonder gekheid’. Even
zonder gekheid zou een titel zijn die me zonder meer zou aanspreken.
‘Jij bent ook wat’, wordt wel eens
gezegd tegen iemand die een stoutmoedige of brutale grap maakt. Jij bent ook
wat, pracht van een titel.
Er wordt vaak gesproken en er is veel geschreven over
kantoortaal, maar zorgtaal, daar zou wel eens over geschreven mogen worden. Misschien
ga ik dat ooit eens doen. De eerste titel die me te binnen schiet: ik hoor je.
Of: Mijn emmertje zit vol.
Of toch misschien: ik ben ook maar
mens.
Afijn, ik wil maar zeggen: soms hoef je niets zelf te verzinnen.
Luister wat de mensen om je heen zeggen en je verzamelt binnen no-time kostbaar
materiaal.
Na de cursusdag kwam ik thuis met een vol en bommend hoofd.
Ik besloot mijn tolerantieraampje maar open te zetten, plofte neer in de bank
en vergaapte me aan een zouteloze talkshow. Eventjes lekker zakken in de piramide.
Reacties
Een reactie posten