In de late ochtend van 1 maart 1953 kwam er een bediende met een kopje thee met een schijfje citroen aan een slaapkamerdeur. Ze haalde adem, schraapte haar keel en klopte aan… maar hoorde niets. Ze moet gedacht hebben dat de persoon die ze wekken moest nog lag te slapen, en diegene hield er niet van gestoord te worden uit zijn nachtrust. Ze zal, zo stel ik het me voor, het dienblaadje tenslotte voor de deur hebben neergezet en de verdere dag in spanning hebben gekeken of de thee naar binnen was gepakt.
Maar thee werd er niet meer gedronken. Aan de andere kant
van de deur lag Jozef Stalin. Op zijn tapijt, in een plas van zijn eigen urine.
Het zou nog de hele dag duren voordat zijn personeel eindelijk de moed bij
elkaar had verzameld de kamer te betreden en de man in zijn noodlijdende
toestand aan te treffen. De Maarschalk was getroffen door een hersenbloeding.
Misschien komt het door de oorlog in Oekraïne en de steeds
meer ontpoppende dictator Poetin dat ik mij steeds meer begin te verliezen in
de geschiedenis van de Sovjetunie. Hoe kan het toch zijn dat een land zo lang
gebukt heeft kunnen gaan onder zoveel angst en staatsterreur? Hoe kan het zo
zijn dat slechts één man het voor het zeggen kan krijgen en met een blauw
potloodje kan beslissen over miljoenen mensenlevens? In de geschiedenis van
Stalin is er één onderdeel – zijn dood – dat al een tijdje mijn aandacht trekt.
Pas een dag later, de tweede maart, kwam het politbureau
naar Stalins datsja. Stalin, nog steeds bij leven, werd op een bank getild en
de partijlieden besloten op zoek te gaan naar de beste dokters van Moskou. Die
dokters waren er niet meer, zo bleek al snel. Tijdens een van de vele
zuiveringen waren alle vooraanstaande dokters en artsen óf naar de goelag
gestuurd, of na een schijnproces vermoord. Aan de overgebleven dokters die
tenslotte werden opgetrommeld werd vooral de vraag gesteld: kan hij zich nog
herstellen?
Een paar dagen later kon Stalin het tijdige voor het eeuwige
verruilen. Die laatste dagen moeten vreselijk zijn geweest. Het nieuws werd
bekend gemaakt, het land stortte zich in een massale, diepe rouw. Maar niet
iedereen rouwde. De leden van het politbureau raakten verwikkelt in een machtsstrijd
over de opvolging, terwijl de uitvaart van Stalin nog plaats moest vinden.
Nu is de vraag: zouden de partijbonzen opgelucht zijn
geweest toen de artsen de vraag hadden beantwoord met dat Stalin het niet meer
zou redden?
De man waar iedereen voor vreesde was niet meer. Er viel een
rust over iedereen die naast hem stond. Eén verkeerde stap kon je einde betekenen.
Voor de leden van het politbureau betekende het ook een einde aan de talloze zuipavonden
in Stalins datsja, of filmavonden waar ze tot vervelens toe westernfilms hadden
moeten kijken. Stalin ging door tot diep in de nacht en niemand haalde het in
zijn hoofd om eerder te vertrekken of zo’n avondje over te slaan.
Stalin vertrouwde niemand, niemand vertrouwde Stalin. Al was
je nog zo overtuigd communist en hielenlikker, hij markeerde net zo makkelijk
een vinkje achter je naam en weg was je.
Maar de vraag is natuurlijk wie het meest bang was. Stalin
zelf sliep in verschillende datsja’s, en koos pas vlak voor het slapengaan zijn
slaapvertrek uit. Bang als hij was in zijn slaap vermoord te worden. Iedereen
was een potentieel vijand. Overal zag hij complotten tegen hem. De man die
talloze dodenlijsten maakte moet onophoudelijke nekklachten hebben gehad van het
over zijn schouder kijken.
Nog opmerkelijk (maar verder niet zo belangrijk) is dat er
in Stalins bureaulaatje drie briefjes zijn gevonden. De eerste van Lenin die
eiste dat hij excuses maakte aan zijn vrouw Kroepskaja. Stalin zou haar grof
bejegend hebben.
De tweede was van Boecharin, een econoom
en Bolsjewistisch kameraad van Stalin. Ter dood veroordeeld na een schijnproces.
In het briefje stond: Koba, waarom is mijn dood zo belangrijk voor jou?
Het derde briefje kwam van de
communistische leider van toenmalig Joegoslavië, Tito. Het luidde: Stop met
moordenaars naar Belgrado te sturen, want anders stuur ik een man naar Moskou
en ik hoef er geen tweede te sturen.
Blijkbaar hebben de brieven zo’n verpletterende
indruk op Stalin gemaakt dat hij ze bewaard heeft.
Afijn, kijk met de bovenstaande geschiedenis naar het
huidige Kremlin en je ziet niet langer een alleenheerser waar iedereen bang voor
is, maar een angstig mannetje die niemand meer vertrouwd.
Blijft toch een gek land he?
Reacties
Een reactie posten