Werken in een bibliotheek betekend dat er dagelijks tientallen boeken door je handen glijden. En soms heb je er eentje in je klauwen waarvan je denkt: he, wat leuk, die neem ik mee.
Dat dacht ik
ook bij De Friezen van Flip van Doorn. Iemand die naar de provincie van zijn grootouders
is getrokken en vanuit daar het gebied en zijn bewoners onderzocht. En alle
mythes die in de geschiedenis van het vrijheidslievende volkje geslopen is.
Maar och, wat is het toch een heerlijke
geschiedenis.
Ik ben trouwens nog lang niet door het
boek heen, maar ik werd er zo blij van, dat ik het gewoon wil delen.
In de
geschiedenislessen op de basisschool heb je vast geleerd dat de eerste bewoners
in Friesland op terpen woonden. Terp. Terpen. Ik heb dat altijd grappig
blijven klinken.
Een terp was een ophoging in het
landschap waarop mensen hun boerderijtjes en woningen bouwden. Zo bleven ze
droog tijdens de vloed. Tot zover mijn kennis over het woord terp.
Maar het Friese terp vindt zijn
oorsprong in het Oud-Germaanse ‘thorp’. En dat woord klinkt ons nog steeds bekend.
Want een verzameling huisjes en boerderijtjes is, inderdaad, een dorp.
Aan het begin
van de vroege middeleeuwen woonden de Friezen, van oudsher zeekustbewoners, van
Duinkerke tot aan Denemarken. In de loop van de geschiedenis zijn die grenzen
teruggeschoven naar wat wij nu als Friesland kennen, maar er zijn nog altijd
sporen van die tijd aanwezig. Die zitten ‘m onder andere in de taal.
Wie het
nieuws van de hoogwaterstanden de laatste tijd een beetje gevolgd heeft, zal
het vast opgevallen zijn dat er over spuisluizen gesproken werd. Het principe is
simpel: bij laagwater staat de sluis op een kier zodat het overtollige water
naar de zee kan lopen, bij hoogwater wordt de sluis dichtgedrukt zodat er geen
zeewater het land instroomt. Langs de hele (Wadden)kust vind je die.
In de Duitse regio’s Noord, - en Oost-Friesland
heet zo’n kering een Siel. In het Gronings een ziel en in het
Fries een syl. En via het Nederlands komt het woord uiteindelijk als zijl
terecht in plaatsnamen als Delfzijl, Noordpolderzijl en Oudebildtzijl.
In het Duitse
Friesland heten terpen dan weer Warfe. Van het Oudfriese woord hwarf.
Dat is langzaam veranderd in woorden als Warf, Wurth, Worth,
Ward en Werd. Meer westelijker: wier, werf.
Van Leeuwarden, Bolsward, Jorwerd,
Wieringerwerf tot aan het Duitse Ferwerd, Langwarden en Tadenswarf, allemaal vinden de in het
oorspronkelijke Friese taalgebied gelegen plekken hun oorsprong in het oude hwarf.
Fascinerend,
vind je niet?
Nu snap ik
ook ineens dat Wieringerwerf helemaal niets met een werf te maken heeft – de plaats
ligt zelfs midden in de polder – maar alles met het feit dat ze daar, mocht er
ooit een dijkdoorbraak voorkomen, een terp hebben gebouwd! Die dijkdoorbraak
kwam overigens. En de terp heeft zijn nut bewezen.
Tot zover de terpen. Ik ben reeds begonnen aan het hoofdstuk over Dokkum en Bonifatius. Hakkeeuh!
Reacties
Een reactie posten