Sommige perioden in de geschiedenis krijgen bijnamen om ze te duiden. De bekendste is natuurlijk de 17e eeuw, die we kennen als de Gouden Eeuw. Maar de titel van de 19e eeuw, de IJzeren Eeuw, is minder bekend. Dat komt misschien omdat de titel pas voor het eerst echt genoemd werd in het gelijknamige programma van de NTR, het kan ook zijn dat die eeuw wat minder tot de verbeelding spreekt. Geheel onterecht.
Een aantal jaar geleden vond er een discussie plaats of het
wel terecht was dat de 17e eeuw de Gouden Eeuw genoemd wordt. Het was
immers niet voor iedereen goud dat blonk. Sommige musea paste de naam aan en er
werd wat gediscussieerd aan een bekende talkshowtafel. De discussie werd met
rode hoofden bedreven. Vermakelijke kost.
Er is denk ik niemand geweest die op oudjaarsavond van 1599
heeft geroepen: ‘de Gouden Eeuw begint, hoera!’ (Of op oudjaarsavond van 1600, dat
is een andere discussie).
De term zelf is pas in de 19e
eeuw bedacht. Nederland was een piepjong koninkrijkje en had een verhaal nodig.
In een zoektocht naar identiteit werd er ook gezocht naar figuren uit die
periode waar men naar op kon kijken, die als voorbeeld konden dienen. Er werd
naar iets gezocht om trots op te zijn.
Maar ja, wat heeft trots zijn op de geschiedenis nu
eigenlijk voor nut?
Dat het niet voor iedereen goud is dat blonk, vind ik een
terecht argument. In de delen van de wereld waar de Hollanders voet aan wal
hebben gezet zullen ze die tijd echt geen Gouden Eeuw noemen. En binnenslands
was het ook niet altijd feest. Amsterdam mocht dan een rijke stad zijn, de gewone
mens had amper wat in te brengen, verdiende lang zo niet veel en leidde vooral
een arm en kort bestaan. Te zwijgen over de mensen in andere delen van de
Republiek. Uit die tijd stamt de term Achterhoek en dat is niet voor niets. Daar
hebben ze nauwelijks wat gemerkt van een Gouden Eeuw. Drenthe werd niet eens
vertegenwoordigd in de Staten-Generaal.
Toch is het voor een nieuw, toen al klein, landje opmerkelijk
te noemen dat ze het zo goed deed, met net een opstand achter de rug. In die
tijd werd er zo’n impuls gegeven aan de schilderkunst, architectuur,
scheepsvaart, handel, literatuur, wetenschap, zelfs armen, - en ouderenzorg en
noem het allemaal maar op dat je best wel mag blijven spreken van een Gouden
Eeuw.
Al is het goed om te blijven vragen hoe en waarom.
De minder fraaie antwoorden op die vraag verdienen het om in datzelfde gouden
licht gehouden te worden.
Eén antwoord op die vraag is trouwens het jaar 1585. De val
van Antwerpen.
Toen de stad in Spaanse handen viel vond er een braindrain
plaats van hebikjoudaar. De Antwerpenaren die het zich verloven konden
trokken massaal naar het noorden, en vooral naar die andere stad met een A. Ze
brachten hun handelsconnecties mee, hun schilderkunst, hun fijnproeverijtjes,
parfummetjes en dure luchtjes en noem het allemaal maar op.
De val van Antwerpen betekende een
einde voor de Vlaamse en het begin van de Hollandse Gouden Eeuw. Veel van de
personen die zo geroemd worden uit die tijd waren of zelf, of kinderen van,
Vlaamse vluchtelingen.
Merkwaardig, nietwaar, dat een Gouden Eeuw zich van land
naar land kan verplaatsen of als een stokje kan worden doorgegeven. De 16e
eeuw was het voor Vlaanderen, de 17e eeuw voor Nederland, die het in
de 18e eeuw weer doorgaf aan Engeland. De 20e eeuw kun je
denk ik toeschrijven aan Amerika en we kunnen wel voorzichtig stellen dat dat
inmiddels ook weer voorbij is. De vraag is nu: wie mag de 21e eeuw als
Gouden Eeuw gaan claimen?
Ben ik best nieuwsgierig naar.
Reacties
Een reactie posten