Door een wegafsluiting moesten we zomaar een omweg maken van
pak ‘m beet twintig kilometer. Er kroop een vervelende kramp in mijn been, maar
toen het landschap eenmaal begon te glooien en we door het Drents-Friese Wold
reden, nam ik dat landschap in me op en vergat het nare gevoel in mijn
bovenbeen. Wonderlijk toch, hoe natuurschoon je af kan leiden van lichamelijk
ongemak. Toen het landschap weer vlak werd, stuitte we tegen de Drentse
Hoofdvaart en moesten we noodgedwongen het kilometerslange kanaal volgen
voordat we eindelijk op bestemming zouden zijn. Kilometers, met af en toe wat
huisjes, verder alleen het grote niets. Hollands Siberië werd dit gebied ooit
genoemd. En te meer het gevoel ons bekroop van de bewoonde wereld af te
geraken, temeer ik de bijnaam begreep.
Veenhuizen. Eén van de koloniën die door Maatschappij van
Weldadigheid werd gesticht. Een zekere Johannes van den Bosch trof na zijn terugkeer
uit Nederlands-Indië een land vol paupers en landlopers aan. Daar moet wat aan
gedaan kunnen worden, dacht hij, en hij klopte aan bij de regering met een
idee: pluk al die dronkenlappen en nietsnutten van de straat, stuur ze naar het
woeste Drenthe en laat ze daar lekker het land ontginnen. Zo maken ze zich
nog eens nuttig, en zitten de steden met een probleem minder. Het begon met
vrijwillige koloniën, waar vooral arme burgers naar toe mochten in de hoop een
beter bestaan op te bouwen. Ze kregen een woning met inboedel, voedsel uit de
gaarkeuken en het geleende materiaal betaalden ze terug door gedane arbeid. Win-win-win,
vooral voor de weldaders zelf.
Maar er kwamen er ook onvrije koloniën, waar mensen met
alcoholproblemen, daklozen en weeskinderen naar toe werden gestuurd. Veenhuizen
is een overblijfsel van zo’n onvrije kolonie. Hier waren geen leuke
boerderijtjes, maar gestichten, en de weldaders waren er lang niet zo
weldadig meer.
Later nam de overheid de boel weer over, en werd het gesticht
een gevangenis. Daarover gaat het Nationaal Gevangenismuseum, dat in het
voormalig koloniecomplex gevestigd is. Een kostelijk museum, lekker ingespeeld op
de huidige tijd. Je wandelt langs wat foto’s van paupers, je hoort een verhaal
van een Amsterdams weesjongetje dat helemaal naar Drenthe werd vervoerd, je
ziet een foto van de verpleegden in de kerk: allemaal in een apart hokje, zodat
ze enkel de voorganger konden zien.
Dat vond ik misschien nog wel het leukste onderdeel van het
museum. In een zaaltje is een stilteplek ingericht, waarbij je van iedere
geloofsrichting per video een dienst mee kan maken van een geestelijke verzorger.
We zagen een ernstige, maar goedbedoelende imam een kleedje uitrollen en in
gesprek gaan met jonge gedetineerden. Bij de Katholieken liet een gezellige
vrouwelijke voorganger kaarsen opsteken. De Hindoe-verzorger ging in gebed en
dronk daarna een kopje koffie. De humanisten lieten een YouTube filmpje zien
van schrijver Yuval Noah Harari, en voerden een kringgesprek met een exemplaar van
‘Sapiens’ in de hand. Dat krijg je dus als je al het religieuze weg stript,
dacht ik, dan wordt dat je nieuwe bijbel. Afijn, de PKN-voorganger droeg een
olijke sjaal en speelde op een gitaar liedjes van Bob Marley. Wees gerust: er
klonk ook een liedje van Johannes de Heer.
Na het museumbezoek deden we nog een ritje door het
naastgelegen dorpje en de huidige gevangenis daar. Langs de kerk, waar iedereen
in zijn eigen houtje doosje de dienst had moeten volgen. We keken naar arbeidershuisjes,
dienstwoningen en villa’s die titels droegen als Leering door Voorbeeld,
nauwgezetheid, Flink en Vlug en Werken is Leven. Ook mooi:
Arbeid is Zegen.
Het viel me op hoe groen en bosrijk het er was, en vooral de
aangename rust. Bij de gevangenis werd een basketbalveldje vernieuwd. Onder de
schaduw van boomtakken stond een fitnessapparaat. Het was geen onaangename
plek, dacht ik, en plots merkte ik een verlangen naar Orde en Tucht, Werk
en Bid en Hou en Trouw.
De manier waarop we iets strafbaar vinden, wie daders zijn
en welke straf ze verdienen veranderd continu, leerde ik in het museum. We zijn
allemaal blij dat we geen straffen meer kennen zoals in de 19e eeuw
en daarvoor, want gruwelijk waren ze, maar de huidige situatie is dan weer te
soft, klinkt er weleens. Na een kijkje in een tweepersoonscellenblok, met een
deur zonder klink aan de binnenkant, wens ik nooit in zo’n situatie terecht te
komen.
Maar mocht het gebeuren, stuur me dan naar Veenhuizen.
Reacties
Een reactie posten