Dag 2
Zoals eerder hier vermeld, is Istanbul een stad waar Europa
en Azië elkaar ontmoeten. Geografisch gezien, maar zeker ook in cultureel
opzicht. Ons hotel bijvoorbeeld is een gebouw in typisch Ottomaanse stijl, het
straatje onder het hotel waar we vanochtend doorwandelden had met al zijn
kruidenwinkeltjes iets Midden-Oosters. Dan klinkt plots het tringelen van een
tram, en loop je weer door een stukje Europa. Ook de verscheidenheid van de
mensen hier valt op. Veel jongeren lopen met blote schouders, meisjes zonder
hoofddoek in minirok – die overigens net zo gezellig een waterpijpje roken met
meiden die wel een hoofddoek dragen. Een programma van Villa Achterwerk schoot
in mijn gedachten, Abby, over een meisje dat in de Bijlmer woont. Als op een
zeker moment vrouwen in Nikab over de galerij lopen, merkt een vriendinnetje
op: ‘kijk, daar lopen de pinguïnvrouwtjes!’
Ook die hebben we gezien. Istanboel is een stad van minirokken en minaretten.
Over minaretten gesproken: de eerste Azan, de gebedsoproep die uit de
minaretten schalt, wordt al twee uur voor zonsopkomst rondgebazuind. Tel al de
moskeeën die Istanbul rijk is bij elkaar op en je kunt een voorstelling maken
van hoe dat klinkt. Door de hele stad. Vijf keer per dag.
In het park tussen de Hagia Sophia en de Blauwe Moskee
streken we neer op een bankje. Dit was de plek waar in de jaren ’60 van de
vorige eeuw hippies uit de bus stapten, vaak als tussenstop op hun mystieke
reis. De zogenoemde hippietrail. De Turken moesten niet zoveel hebben van dat
langharig tuig, maar één uitbater van een cafeetje verwelkomde ze met open
armen. De Pudding Shop, zoals het eetcafé heet, werd in begrip onder hippies
van heinde en verre. Niet in de laatste plaats vanwege de pudding die er geserveerd
werd, die een heilzame werking zou hebben bij het bedrijven van de liefde. Nog
altijd hangt er een kaartje van een dankbare Nederlander in de zaak.
We aten er een bordje kebab, en trokken verder.
De Galatabrug over! De brug vol vissers en zakkenrollertjes
die Geert Mak beschreef in zijn Boekenweekgeschenk. Aan de andere zijde van de
Gouden Hoorn, een inham van de Bosporus, staat een vroegmiddeleeuwse toren die
dagelijks nog honderden toeristen trekt. Voor een slordige 30 euro mag je naar
boven en kun je genieten van een spectaculair uitzicht. We kozen voor een
mojito in een cafeetje om de hoek.
We trokken ons terug naar het hotel. Even een momentje
ontspanning aan het zwembad. Een mens moet ook aan zijn rust denken, nietwaar?
Later op de avond hebben we de Hagia Sophia bezocht, na een
korte twijfel. Dat zit zo: de Hagia Sophia stamt al uit 537 en is gebouwd als
Oosters-Christelijke basiliek. De Ottomanen maakten er een moskee van en
Atatürk, die ouwe lekkere, besloot vorige eeuw dat het een museum zou worden.
Kostbare fresco’s en mozaïeken werden weer tevoorschijn getoverd en het gebouw,
dat zowel zijn christelijke als islamitische erfgoed liet zien, was uniek in de
wereld. Maar toen kwam Erdogan, en die kon er weer niet vanaf blijven met zijn
lange armen. In een niet aflatende poging zijn islamisering van Turkije door te
drukken is de Hagia Sophia sinds kort weer een moskee.
Dat betekent dat toeristen (niet moslims) alleen over de galerij mogen en van
een afstandje naar de beroemde koepel mogen kijken. Buiten de gebedstijden om.
Turken (althans, Turkse moslims), kunnen ten alle tijden kosteloos het gebedstapijt betreden. Bovendien weten ze hun prijzen te
vragen: een rondje over de galerij kost maar liefst 25 euro. Maar goed, de mozaïeken
zijn er niet minder spectaculair om.
We trokken weer terug naar het hotel, genoten van het
uitzicht over de stad en alle geluiden die eruit opsteeg en spoelen de dag van
ons af.
Morgen weer op pad.
Reacties
Een reactie posten