Doorgaan naar hoofdcontent

#136 een fijn compliment

Sommige mensen hebben een talent in complimenten geven. Er zijn ook mensen die je dat zou gunnen, dat talent, omdat je nooit een compliment van ze hoort. In die eerste categorie zit ook het menstype die complimenten geven tot kunst verheven heeft, en heel de dag door naar alles en iedereen complimentjes strooit. Dat zijn doorgaans positieve en opgeruimde mensen.

Op de zorgopleiding moesten we soms elkaar complimenten geven. We hadden gekozen voor een maatschappelijk beroep en daar horen sociale vaardigheden bij. Op post-its schreef je dan een compliment en die plakte je op iemands rug. Daarna nam iedereen de verzamelde complimenten mee naar huis om ze nog even lekker na te lezen. Dit soort opdrachten kent iedereen wel van teamdagen en dergelijke. In mijn herinnering deden wij het wekelijks.

We leerden ook feedback geven. Ook een vaardigheid waar sommigen meer talent voor hebben dan anderen. Feedback is altijd spannend. Feedback is het moment waarop de lijn tussen zender en ontvanger op zijn strakst staat. Mocht die lijn verstoord worden, door wat we ‘ruis’ noemen, kan het zomaar een flinke janboel worden. En daar zit niemand op te wachten.

Feedback is, kortom, niet gezellig. En we houden niet van niet gezellig. Om feedback toch gezellig verpakt naar de ontvanger te sturen, maken we gebruik van, jawel, complimenten. Een veelgebruikte methode om zoiets aan te pakken is de sandwitchmethode. Compliment – kritiek – compliment.

Bijvoorbeeld: Theo, wat goed dat je die tafel bediend hebt, jammer dat je het dienblad met vijf koppen koffie hebt laten kletteren, maar fijn dat je er bent!

Theo heeft gewoon lopen stuntelen, er zijn vijf koppen koffie verspild en er moest glas geruimd worden. Je wilt als horecahouder Theo het liefst een schop onder de kont geven, maar dat kan niet, werksfeer-technisch gezien, en dus probeer je zo aardig mogelijk te blijven. Je verpakt kritiek in complimenten.

Het kan overigens ook zijn dat Theo een wat introverte slungelige puber is met een afwachtende houding, die een baantje genomen heeft om wat sociale vaardigheden bij te leren. Laat Theo nu eens in een zeldzame moedige impuls op een tafel met gasten zijn afgestapt en een bestelling opgenomen laten hebben. Door zijn slungelige tred verloor hij het evenwicht van zijn dienblad en liet hij die kopjes ter aarde storten. Een ongelukje. Dan klinkt het compliment alweer heel anders, maar dat terzijde.

Door die methode, compliment-kritiek-compliment, is het helemaal niet meer duidelijk waar nu de nadruk op ligt. Je moet als ontvanger zelf maar uitvogelen wat de bedoeling van de zender is. Kritiek verhuld in complimenten zorgt voor verwarring en bovendien twijfel aan de intentie van de zender. 

Van een collega in de zorg leerde ik dat het woordje ‘maar’ best weg kan als je een complimentje geeft. Dit was op een plek waar jongeren zelfstandig leerden wonen.

De aardappelen zijn goed gelukt, maar het vlees is aangebrand.

Volgens die collega ontkrachte je met ‘maar’ het compliment. De ontvanger zou alleen horen: je hebt het vlees verpest.

Het zou dus worden:

De aardappelen zijn goed gelukt. Het vlees is aangebrand.

Dat klinkt karig en streng, vind ik zelf, maar het is wel duidelijk. En de doelgroep waar ik toen stageliep is gebaat bij duidelijkheid. Eigenlijk zijn we allemaal gebaat bij duidelijkheid. Wie heeft ooit die sandwitchmethode bedacht? 

Er is ook nog een categorie mensen die complimenten kunnen geven zonder complimenten te geven. Laat me twee voorbeelden geven die ik heb meegemaakt op de zorgopleiding, alweer 15 jaar geleden, maar die nog steeds door mijn hoofd zwerven.

Het eerste compliment was gericht aan een klasgenote wiens kledingstijl zich liet omschrijven als alternatief. Op een dag kwam ze binnen met nieuw haar. Eén kant was opgeschoren en het haar dat overbleef viel in maar liefst drie tinten blauw over haar hoofd heen. Het is onaardig om als omschrijving ‘smurfenblauw’ te geven.
Het hoofd van de opleiding kwam de computerruimte binnen, waar wij zaten, en liep naar haar kantoortje. Opeens bleef ze stilstaan. Ze liep terug naar de klasgenote, legde haar hand op haar schouder en zei: ‘wat heb jij mooi haar! Het doet me denken aan de zee!’

Nu moet een mens niet al te veel twijfelen aan andermans bedoelingen. Maar de aanloop naar het compliment toe, de toon waarop het compliment werd uitgesproken en vooral het compliment zelf staat me nog altijd helder voor de geest. Dergelijke zeeën had ik nog nooit gezien, op de aardkloot noch in sprookjes. Het nieuwe haar viel op. En het nieuwe haar moest even benoemd worden. Het is altijd aardig een complimentje te geven over nieuw haar, vooral bij vrouwen, maar is daar toneelspel bij nodig?

Zo werd de focus helemaal niet op het blauwe haar gelegd, de ontvanger dus, maar op de complimentengever zelf, die met haar compliment liet zien hoe fijn ze complimenten kon geven. Da’s ook knap hoor, een compliment waardig.

Ook gehoord die ochtend: ‘dapper van je!’

Inderdaad dapper om met blauw haar op school te komen. Iedereen ziet het en iedereen zal er een mening over hebben. Maar een compliment kun je het niet noemen. Dapper van je… dat je met zulks haar durft rond te lopen? Dapper om voor blauw te gaan? Dapper dat je een lekker eigenzinnig, alternatieve haarkleur kiest?
Het complimentje ‘dapper van je’ zegt verder niets over het haar. En daarmee zegt het alles over het haar. Het is een veilige manier en prima oplossing om evengoed het nieuwe kapsel op te merken en iets aardigs te zeggen - zonder te hoeven te liegen.

Het andere compliment wat me nog bijstaat kreeg ik zelf, toen ik terugkwam van een kapper die de opdracht ‘lekker kort’ bijzonder serieus genomen had. Het was alsof er een tondeuse over mijn schedel was gerost, en ook dat viel op. En ook dat moest benoemd worden. Een leraar kwam voorbijgelopen, liep naar me toe en legde ook bij mij een hand op mijn schouder.

Het compliment: ‘stoer van je’. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

#145 de Trumpweek

Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen afgelopen week maakte nauwelijks indruk. Op mij noch op de mensen om me heen. Zelfs op sociale media is het behoorlijk rustig. In dat malle grote land is Donald Trump herkozen als president.    ‘Trump is weer president he,’ zei een collega terloops.    ‘Tsja, het is allemaal wat,’ antwoorde ik.    En daarmee was de bespreking van de verkiezingsnacht afgehandeld. Terwijl bij iedereen de alarmbellen af zou moeten gaan – Trump is een lont in een akelig gevaarlijk hoopje buskruit – gebeurt dat niet echt. Tenminste, ik heb het niet meegekregen. Misschien omdat mijn sociale-mediaconsumptie ook niet meer is wat het was. De fratsen van die andere halve zool, Elonnetje Musk, zorgt ervoor dat ik steeds minder zin heb om op die grote X te tikken. Na een tijdje merk je dat je er niks aan mist ook. Maar goed, we hadden het over de Amerikaanse verkiezingen. Iemand waar ik af en toe mee samen werk is een aantal jaar terug me...

#144 De mensheid zal nog van mij horen

Mag je een boek bejubelen alvorens je hem uitgelezen hebt? Ga het toch doen. In de podcast Radio Romano, een voortzetting van de Krokante Leesmap, werd het nieuwe boek van Joris van Casteren getipt. Bekend van titels als Lelystad, Het been in de IJssel en Het zusje van de bruid. De titel van dat boek over de man die jarenlang zijn overleden moeder in huis bewaarde heb ik zo snel niet paraat. Lelystad was een toffe leeservaring, kan niet anders zeggen. Zijn manier van schrijven - kort en afstandelijk en juist daardoor ironisch – trok me in een mum van tijd door dat hele boek heen. Van Casteren heeft een oog voor het menselijk tekort, en er is niets mooiers dan het menselijk tekort. Even zonder gekheid, de boeken van Van Casteren zijn niet enkel droog of grappig. Vaak juist een beetje luguber. Zoals Het been in de IJssel, wat gaat over, nou ja, een gevonden menselijk been in de IJssel. Dat boek is een zoektocht naar de eigenaar van dat been, wat hem uiteindelijk helemaal naar Duitsland l...