Doorgaan naar hoofdcontent

#241 Mag ik mijzelf Flevolander noemen? (1)


Waar wij steden doen verrijzen
op de bodem van de zee,
onder Hollands wolkenhemel
tellen wij als twaalfde mee.
Een provincie die er wezen mag,
jongste stukje Nederland.
Waar het fijn is om te wonen,
mijn geliefde Flevoland!

Land gemaakt door mensenhanden,
vol vertrouwen en met kracht.
Waar de zee werd teruggedrongen
die zoveel verschrikking bracht.
Een provincie die er wezen mag,
jongste stukje Nederland.
Waar het fijn is om te werken,
mijn geliefde Flevoland!

De natuur laat zich hier gelden
dieren kiezen nest of hol.
En de wijde vergezichten
stemmen ons zo vreugdevol.
Een provincie die er wezen mag,
jongste stukje Nederland.
Waar het fijn is om te leven,
mijn geliefde Flevoland!


Vorig jaar na Koningsdag vond er een kleine nabeschouwing plaats tijdens de koffie, in de kantine van mijn werkplek. Op het aangrenzende Harmen Visserplein, het ambtelijke centrum van Emmeloord, had een aubade geklonken die een collega had bijgewoond. Ze had daar meegezongen met het Flevolandse volkslied.
   ‘Ik wist eigenlijk niet eens dat we een provincievolkslied hadden’, zei ze.
   ‘Jazeker’, begon ik, ‘waar wij steden doen verijzen, op de bodem van de zee…’
  ‘Ja!’ antwoordde ze verrast, ‘hoe ken…’
   De vraag werd ingeslikt. Ik maakte hem af: ‘hoe ik het ken? Is toch een prachtig lied?’

Misschien kwam de goedbedoelde – afgebroken – vraag voort uit een soort oprechte verbazing, omdat de meeste Flevolanders helemaal niet kunnen meezingen met Waar wij steden doen verrijzen. Misschien kwam de verbazing ook wel voort uit het feit dat iemand uit Urk dat wel kan.

Daar heb ik alle begrip voor. Flevoland en Urk voelt na al die jaren nog steeds als een stroef lopend huwelijk. Als we ons Flevoland voorstellen als een jonge ambitieuze vrouw, die haarzelf nog een beetje uitvinden moet en werkt aan haar carrière, dan is Urk de man met de midlifecrisis al achter ’t gat, zich berustend in het verleden. Een betere metafoor heb ik nu eenmaal niet voorhanden. Over die midlife mag best getwist worden.

Terug naar de Koningsdagbespreking. Wat ik daar eigenlijk had willen zeggen: het is ook mijn provincievolkslied.

Het doet me afvragen: hoe verhoudt Waor al maar dan duzed jaoren zich tot Waar wij steden doen verrijzen? Kan ik als geboren en getogen Urker beide liederen meezingen?

FLEVO-IDENTITEIT

Bijna altijd als ik door Flevoland rijd, komt het thema identiteit in mijn gedachten naar boven borrelen. Daar kan ik niet aan doen, het gebeurt automatisch. Een verklaring daarvoor kan zijn dat, en dit is psychologie van de koude poldergrond, er in het Flevolandse polderlandschap verder helemaal niet zoveel is. Je bent alleen in een weidse kale ruimte, met niets anders dan grond en lucht. Existentiële levensvragen komen je als het ware toegewaaid.

Voor een in de prullenmand geworpen blogartikeltje voor Scab trok ik een aantal jaren geleden met iemand naar Almere om daar kunst in de openbare ruimte te zien. Daarbij vroegen we in Almere Haven en het centrum aan mensen of ze trots waren op Almere. Ieder antwoord werd met een recht opgetrokken rug uitgesproken: ja.
   Voelden ze zich ook écht Almeerder? Ja!
   Voelden ze zich dan ook Flevolander? Neuh, dat dan weer niet zo.
Iemand verklaarde zich nog wel ‘Havenaar’ te voelen. Hij was als één van de eersten in Almere komen wonen, daar waar het allemaal begonnen was. Kennelijk zit er dus ook nog een onderscheid in wát voor soort Almeerder je bent.

Het gebrek aan ervaren Flevolanderschap verbaasde me, van ’s provincies grootste stad had ik dat wel verwacht. Voelen Lelystedelingen zich eigenlijk wel Flevolander? Hoe zit het met het nageslacht van de eerste pioniers in de Noordoostpolder, die het nieuwe land eigenhandig hebben vormgegeven? Laten die zich betrappen op iets dat naar trots riekt als ze zeggen uit Flevoland te komen? Noemen inwoners van Flevoland zich überhaupt Flevolander, of blijft het bij Drontenaar, Lelystedeling en Noordoostpolderbewoner?

Daarbij komt nog dat iemand uit Friesland zichzelf Fries kan noemen, iemand uit Zeeland zichzelf Zeeuw. Een aparte naam voor de inwoners van Flevoland is vooralsnog afwezig, mocht dat het identiteitsgevoel bevorderen. In de niet aflatende zoektocht naar provincie-identiteit kwam Omroep Flevoland met de volgende voorstellen: Flevoër, Fleeuw en Flevo. Tot nu toe blijkt de poldergrond niet vruchtbaar genoeg om wortel te schieten.  

Dan de symbolen waar we het mee moeten doen: gemeentehuizen daargelaten, wappert de Flevolandse vlag maar weinig. Op Urk heb ik hem naar mijn weten nog nooit gehesen gezien en in de Noordoostpolder heb je meer kans om de Friese pompeblêden te spotten dan de Flevolandse lelie. Vooruit, zo nu en dan ontwaar je een bumpersticker in de vorm van een bronzen Kiekendief, een bijna verdwenen roofvogel die zich in de rietvelden van de pas drooggevallen polders ineens weer liet zien. Iemand heeft ooit het logo van het regionale VVV-kantoortje overgetrokken en op zijn bumper geplakt en een symbool voor ’s lands jongste provincie was daarmee geboren. 

Hoewel de geboorte van de provincie zelf nog best spannend was. Vijf stemmen verschil in de eerste kamer, en we hadden nooit van een Flevoland geweten. Tot in 1985 waren de toenmalige coalitiepartijen nog sceptisch over Flevoland als zelfstandige provincie, bang als ze waren dat de verzameling polders als 12e provincie niet levensvatbaar zou zijn.

Zijn de drie polders samen Flevoland, of is Flevoland drie losse polders? Is het vooral de naam die de polders met elkaar verbindt, of is er wel degelijk iets als Flevo-identiteit te ontwaren?


LEKKER PIONIEREN

Als je de bewoners van de polders vraagt naar het begin, zullen ze allemaal hun eigen oorsprong aanwijzen. De dijk tussen Urk en Lemmer werd gedicht in 1939, het begin van de polder, het einde van een eiland. De Noordoostpolder viel in 1942 droog.

Lelystedelingen zullen wijzen naar het werkeiland, dat in 1950 te midden van het IJsselmeer werd opgespoten. Vanuit daar begonnen de werkzaamheden voor Oostelijk Flevoland: Dronten met haar tweetal satellietdorpen en Lelystad als beoogde kroon op de Zuiderzeewerken. Zeven jaren later was de polder gereed.

Zuidelijk Flevoland viel in 1969 droog. Het was toen al duidelijk dat deze polder met een andere nadruk ingericht zou worden als de eerdere. De tijdgeest was veranderd, de grote steden konden de bevolking niet meer huisvesten en Amsterdam rook zijn kansen.

Wat opvalt is dat iedere polder zijn eigen ontstaansgeschiedenis koestert, compleet met pioniers, architecten en het gevoel van ‘er was hier niets, we hebben alles zelf opgebouwd’. In de NOP zijn ze dol op het begrip ‘pionier’ en de werkwoordelijke vorm daarvan; tijdens de laatste editie van de Boerderijenroute lieten verschillende agrariërs zien dat ze met AI en andere technische vernuftigheden nog steeds aan het pionieren zijn.

In Lelystad werd gepionierd met de maakbaarheid van een samenleving, iets wat volgens de Lelystedelingse kroniekschrijver Joris van Casteren ‘op pijnlijke wijze ontspoorde’.

In Almere is een groepje jongeren bewust van een gebrek aan gedeeld verleden, liet Ronald Nijboer zien in zijn ‘Wereldzee in de polder’. De stad is ingericht als woon, - en werkplaats. Je kunt er prettig wonen, maar de zorg voor cultuur en vrijetijdsvoorzieningen wordt overgelaten aan de bewoners zelf. Nijboer sprak met een ‘Zuiderzeestrijder’, een collectief van jongeren die zich hard maakt voor cultuur in hun stad. Hoewel die titel wel erg hardcore Waar wij steden doen verrijzen aanvoelt, en duidelijk terugvalt op de pioniers van weleer, verraad het ook dat ze er nog steeds mee bezig zijn, dat pionieren. De geïnterviewde Zuiderzeestrijder verwoorde het nochtans mooi: ‘in een stad zonder historie kun je iedere dag geschiedenis schrijven’.

In iedere polder werd het landschap met een passer en liniaal ontworpen, kwamen er landarbeiders en pioniers, ondernemende boeren en gelukszoekers. Of het nu om de pioniers in de Noordoostpolder gaat, of die van Oostelijk, - en Zuidelijk Flevoland, iedere polder koestert op die manier zijn eigen genesis.


ZUIDERZEEHOOFDROL

Op het toneel van de Zuiderzeewerken speelt Flevoland de hoofdrol. Hét pronkstuk van de Nederlandse strijd tegen het water, nietwaar. Toch ligt de eerste polder van de Zuiderzeewerken buiten Flevoland. En hier werd écht gepionierd, met een proefpolder bij Andijk en een zeebodem die ontzilt moest worden. Er werd voor het eerst gekeken hoe je dat nu eigenlijk moet doen, zo’n hele polder droogleggen.

Ook werd er in de Wieringermeer al geëxperimenteerd met de maakbare samenleving. In een podcastaflevering van Het Spoor Terug leerde ik bijvoorbeeld over ‘de eenheidsschool’, niet te verwarren met een openbare school. De katholieken en protestanten moesten samen met de andere zuilen voor gemeenschappelijk onderwijs zorgen, toentertijd ongekend in Nederland. In Den Haag moest er aparte wetgeving voor bedacht worden.

De eenheidsschool was geen lang leven beschoren. Na de Tweede Wereldoorlog kroop ieder weer in zijn eigen zuil en kregen alle dorpen drie aparte scholen. De Directie van de Wieringermeer nam dat op zijn beurt mee naar de Noordoostpolder.

Word er nog steeds gepionierd in de polders van Flevoland, of laten de polders die term vooral gebruiken door marketingbureaus? In een artikel van NRC wordt een Flevolandse bestuurskundige gevraagd: ‘zijn Flevolanders avontuurlijker, in de geest van de eerste pioniers die het nieuwe land bevolkten?’

Bestuurskundige Derksen lacht. „Onzin natuurlijk. Het zijn niet de meest creatieve mensen die zich in slaapsteden vestigen. De huisjes stonden klaar met tuintje, alleen een Gamma-schutting hoefde er nog op. Begrijp me niet verkeerd: je kunt daar heel gelukkig worden. Maar met pionieren heeft het niks te maken.”


MR LELY

Omdat het tijdstip van de filmvertoning ons beter uitkwam, trokken we op een zaterdagavond naar Lelystad om de biopic van Bob Dylan te zien. Als we op tijd vertrokken konden we nog iets eten in het nieuwe restaurant onder de bioscoop, stelde een vriendin voor. Samen met een vriend deelde ik een opborrelende scepsis: de zaterdagavond doorbrengen in Lelystad? Wij trekken doorgaans naar Kampen en Zwolle, waar we de binnenstad kennen en nog een wensenlijst aan eetadresjes hebben af te werken. Maar we waren de beroerdste niet, en daar gingen we.

Het hippe restaurant zat afgeladen vol en het was er onverwachts gezellig druk. Op de kaart zag ik dat je er voor 21 euro een ‘Mr Lely cheese lover burger’ (double cheese – uiencompote – ei – bacon) kon eten, en die voor 9,50 kon wegspoelen met een ‘Mr Lely’ (Vodka – Rum – Blue Curacao – passion/mango fruit juice).

Pas bij het uitreden van de tent viel het me op. Aan de muur hing een levensgroot portret van Cornelis Lely, alsof het Willem van Oranje, George Washington of van mijn part Atatürk zelf was. Het verbaasde en vertederde me, en tegelijkertijd riep het een gevoel van herkenning op. Verrek, daar heb je ‘m zelf, onze geestelijk vader. Voor het eerst voelde ik iets van Flevolanderschap door mijn lijf stromen.

Op het Stadhuisplein, een eindje verderop, staat de ingenieur boven op een enorme basalten sokkel. Sinds 2002 kijkt hij uit over de naar hem vernoemde stad. De commissie die indertijd de opdracht voor een kunstwerk had gegeven, stelde dat het kunstwerk ‘op een positieve en stimulerende manier’ invloed moest hebben op het stadshart. Daarbij was de verwachting dat ‘het kunstwerk appelleert aan een onuitgesproken gevoel en gemis aan herkenning, dierbaarheid en identiteit in het stadshart’. Uit tal van inzendingen werd het ontwerp van kunstenaar Van Houwelingen gekozen, die zijn werk in een interview toelichtte: ‘het kunstwerk moet voor Lelystad worden wat de Eifeltoren voor Parijs is, een ding zonder nut, maar niet meer weg te denken en daarom erg belangrijk’.

Een ding zonder nut, misschien zegt die manier van kijken ook iets over Flevoland, een landschap waarin alles kunstmatig is aangelegd en gebouwen doorgaans geen enkel ander doel dienen dan functionaliteit. Toch spelen monumenten een onmisbare rol in de beeld, - en zielsvorming van de plek waar ze staan. Ik ken Emmeloorders die een gevoel van thuiskomen ervaren bij het zien van de Poldertoren en ken Urkers die bij het oversteken van de Ketelbrug opgelucht zijn als ze de vuurtoren weer in het oog hebben. Hoe zichtbaar het beeld van Cornelis Lely buiten het stadcentrum is weet ik niet, maar ongetwijfeld zullen er Lelystedelingen zijn die dezelfde sensatie ervaren bij het zien van de zuil.


TUSSENSTAND

Goed, tijd om de balans op te maken. Wat hebben we nu precies? We hebben een Flevolandse vlag en een volkslied. We hebben drie polders met een geschiedenis van landarbeiders, gelukszoekers en polderpioniers. We hebben een met een liniaal op de kaart getrokken landschap, ingevuld met boerderijen en windmolens. We hebben de Dutch Mountains in de vorm van kilometerslange dijken, een kustlijn vol basalt. De steensoort waar niet onbewust voor gekozen is om de Zuil van Lely mee op te werpen.

Boven op die zuil staat nog steeds de man waarmee het allemaal begonnen is. Ingenieur Cornelis Lely. Naamgever van de provinciehoofdstad, cheeseburgers en cocktails.

Toch blijft er iets knagen bij het zien van de beste man. Hij is hét gezicht van de Zuiderzeewerken, de geestelijk vader van de Afsluitdijk, het IJsselmeer, de Wieringermeerpolder en de drie Flevopolders. Zijn naam is onmisbaar in het verhaal van Flevoland. Maar hij was ook, als we terugdenken aan die halfbakken metafoor, degene die het huwelijk heeft gearrangeerd tussen het oude eiland en het nieuwe land. En als kind voortgekomen uit dat huwelijk zit ik nog met wat vragen.

Hoe hebben die Urker eilandbewoners de inpoldering ervaren? Is er op Urk ook sprake van een pioniersgeschiedenis, en zo ja, kunnen ‘wij’ dan ook meezingen met Waar wij steden doen verrijzen?

Dat allemaal zijn vragen voor een volgende blogpost.


BRONNEN, EN METEEN OOK LEESTIPS
- dit artikel van NRC, gratis te lezen via de website van historicus en schrijver Eva Vriend. 
- Het boek 'Wereldzee in de polder' van schrijver Ronald Nijboer
- de onvolprezen website van Flevoland Erfgoed 
- De aflevering 'De strijd om de droompolder' van Het Spoor Terug. Het gaat om de aflevering van 4 januari. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

#209 de Trumpweek

Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen afgelopen week maakte nauwelijks indruk. Op mij noch op de mensen om me heen. Zelfs op sociale media is het behoorlijk rustig. In dat malle grote land is Donald Trump herkozen als president.    ‘Trump is weer president he,’ zei een collega terloops.    ‘Tsja, het is allemaal wat,’ antwoorde ik.    En daarmee was de bespreking van de verkiezingsnacht afgehandeld. Terwijl bij iedereen de alarmbellen af zou moeten gaan – Trump is een lont in een akelig gevaarlijk hoopje buskruit – gebeurt dat niet echt. Tenminste, ik heb het niet meegekregen. Misschien omdat mijn sociale-mediaconsumptie ook niet meer is wat het was. De fratsen van die andere halve zool, Elonnetje Musk, zorgt ervoor dat ik steeds minder zin heb om op die grote X te tikken. Na een tijdje merk je dat je er niks aan mist ook. Maar goed, we hadden het over de Amerikaanse verkiezingen. Iemand waar ik af en toe mee samen werk is een aantal jaar terug me...

#219 Ranking de logo's

Vanochtend hoorde ik onderweg naar werk in het nieuwsbulletin van Radio2 de ophef voorbijkomen over het nieuwe logo van de Gemeente Urk. Kom op jongens, het is toch een kostelijk plaatje?  Omdat de ambtenaren van de NOP weer aan het werk zijn gegaan, was het zoeken naar een plekje. Mijn Toyotaatje (de meeste Toyota's per inwoners!) parkeerde ik naast een busje van de gemeente. Pas toen viel het logo van de NOP mij op. Was ik al wel bekend mee natuurlijk, maar een mens kijkt nu eenmaal anders naar zaken als hij net uit een dorp vol ophef komt puffen. Laten we de logo's van de andere Flevolandse gemeenten eens van dichtbij bekijken. En laten we er meteen een ranglijstje van maken.  Gemeente Almere Slogan: Het kán in Almere! Het logo van de gemeente Almere springt meteen in het oog. Hier is groots uitgepakt. Er wordt ook prettig gespeeld met het perspectief, waardoor je pas na een tijdje kijken een grote A ontwaart. Groots, maar plat. Almere samengevat. Had wel wat meer creativit...

#208 De mensheid zal nog van mij horen

Mag je een boek bejubelen alvorens je hem uitgelezen hebt? Ga het toch doen. In de podcast Radio Romano, een voortzetting van de Krokante Leesmap, werd het nieuwe boek van Joris van Casteren getipt. Bekend van titels als Lelystad, Het been in de IJssel en Het zusje van de bruid. De titel van dat boek over de man die jarenlang zijn overleden moeder in huis bewaarde heb ik zo snel niet paraat. Lelystad was een toffe leeservaring, kan niet anders zeggen. Zijn manier van schrijven - kort en afstandelijk en juist daardoor ironisch – trok me in een mum van tijd door dat hele boek heen. Van Casteren heeft een oog voor het menselijk tekort, en er is niets mooiers dan het menselijk tekort. Even zonder gekheid, de boeken van Van Casteren zijn niet enkel droog of grappig. Vaak juist een beetje luguber. Zoals Het been in de IJssel, wat gaat over, nou ja, een gevonden menselijk been in de IJssel. Dat boek is een zoektocht naar de eigenaar van dat been, wat hem uiteindelijk helemaal naar Duitsland l...