Om de tijd wat te doden in het vliegtuig, had ik vooraf een aflevering van De Grote Podcastlas gedownload. Eén van mijn favoriete afleveringen over de één van mijn favoriete landen: België.
België is een land met een bestuurlijke indeling dat zo
ingewikkeld is dat ik het hier vanuit het blote hoofd niet kan samenvatten. In
de aflevering kwamen zoveel informatie en weetjes voorbij, dat ik hem simpelweg
nog een keertje wilde luisteren.
Je hebt natuurlijk het Nederlandstalige deel en het
Franstalige deel. Vlaanderen en Wallonië. De inwoners uit beide delen noemen
zichzelf Belg, maar een Vlaming is geen Waal en een Waal geen Vlaming. Het land
kun je opdelen in verschillende grenzen: een taalgrens, een bestuurlijke grens
en een grondstoffengrens.
Om ongelijkheid te voorkomen, want ze voelen zich allebei
nog wel eens in de kuif gepikt, wordt er een (hoe toepasselijk)
wafelijzerpolitiek toegepast. Wordt er in het zuiden aan een groot
infrastructureel project gewerkt, dan mag het noorden niet achterblijven en
andersom. Zo kan het voorkomen dat als er in Wallonië een hogesnelheidsspoorlijn
aangelegd wordt, er in Vlaanderen ook een traject gebouwd wordt – al blijft die
nog jaren ongebruikt.
Dit soort projecten noemen ze ook wel GNW’s. Grote Nutteloze Werken.
Dat allemaal terzijde.
Heel fijn dat er een blokje ‘stripverhalen’ voorbijkwam in
de aflevering. Als er één land is dat bijgedragen heeft aan het Europese
beeldverhaal, is het wel België.
Maar zelfs hierin is sprake van een taalgrens, of liever een
taalstrijd.
Marc Legendre en Charel Cambré (de mannen achter de stripreeks
Amoras) kregen in 2017 van een uitgeverij groen licht om wat met het stripfiguur
Robbedoes te doen. De uitgeverij zag dat wel zitten. Want Robbedoes is
Belgisch, maar Franstalig Belgisch. In Vlaanderen heeft hij nooit zo’n
bekendheid genoten als bijvoorbeeld Suske en Wiske of Urbanus. De uitgeverij
rook zijn kansen.
Ook in stripland is er een duidelijke scheiding. Er bestaat
een verschil tussen Vlaamse strips en Frans-Belgische strips.
Frans-Belgische strips zijn duidelijk op Frankrijk gericht. De
tekenstijl is vaak wat zwieriger en bevat het zogenoemde Franquin-sfeertje. Hoofdpersonen
wonen in luxe villa's, rijden dure auto's en met hun jetsetleventje verzeilen
ze in de meest wilde avonturen. Franstalige strips zijn vaak wat elitairder
dan de Vlaamse.
Een aangename uitzondering hierin is Guust Flater, Gaston
Lagaffe in 't Frans, een sympathieke klungel die waarde hecht aan geld noch
status. Tevens dierenvriend en natuurbeschermer. I love Guust.
![]() |
Guust Flater🧡- Standaard Uitgeverij |
De figuren in Vlaamse strips zijn wat volkser, de tekenstijl
over het algemeen rechtlijniger (de klare lijn) en de humor wat
absurdistischer. Vlaamse striphelden wonen in rijtjeshuizen en doen
onderbetaald werk, al is het nog steeds niet helemaal duidelijk waar Tante
Sidonia haar vrijstaande woning van betaalt. De stripfiguren zijn vaker de underdog:
ze modderen maar wat aan en strompelen van het ene avontuur in het andere.
Ter illustratie: Hergé, de geestelijk vader van Kuifje,
noemde Willy Vandersteen eens ‘De Bruegel van het beeldverhaal’. Dat klinkt als
een mooi compliment, vergeleken worden met een bekende 16e-eeuwse
schilder, maar dat was het niet. Bruegel schilderde namelijk volkse taferelen, ongebruikelijk
in zijn tijd. Vandersteen mocht tekenen voor Herge’s weekblad, op voorwaarde dat
hij zijn tekenstijl zou aanpassen. In de verhalen die Vandersteen voor Herge
tekende klopten de figuren anatomisch, was Wiske een knappe jongedame en
woonden ze in een riante villa waar ze tennis speelden. Na een paar verhalen – ze
staan bekend als de ‘blauw reeks’ – had Vandersteen er tabak van. De figuren
trokken terug naar Antwerpen, Wiske kreeg haar strikje en eierkopje terug en Lambik
liet zich weer ouderwets bezatten met bollekes.
Franstalige strips worden wel naar het Nederlands vertaalt
en hier uitgegeven, andersom gebeurt het niet. Ook in stripland kennen ze een
duidelijke taalgrens.
Toen de Vlaamse stripmakers Legendre en Cambré dus de kans kregen
om Robbedoes te tekenen, grepen ze die met beide handen aan. Hun albums zouden
ook naar het Frans vertaald worden, werd hun beloofd door de uitgeverij. Een
geweldige kans om het Franstalige publiek kennis te laten maken met hun
tekenwerk. Na drie albums werd duidelijk dat dat nooit ging gebeuren. Robbedoes
van Vlaamse hand, dat leest men in Wallonië en Frankrijk niet. Vlamingen konden
niet zomaar met Frans-Belgische stripfiguren aan de haal gaan.
De heren lieten hun Robbedoesreeks voor wat het was. Na drie
albums stopte de reeks.
Jammer, want ik vond het wel aardige verhalen.
Ik weet niet waarom, maar ik denk hier vaak aan. België blijft
nu eenmaal een fascinerend land. En als er één ding is waar ze trots op kunnen
zijn, is het wel hun beeldverhaal. Maar zelfs dat is verdeeld in grenzen, gebieden
en verschillen.
![]() |
Belgische gezelligheid in 'Happy Family', via de Strip-aap |
Reacties
Een reactie posten