Doorgaan naar hoofdcontent

#114 In Europa: januari

In Europa – januari: 1900 – 1914

Op 4 januari 1999 laat Geert Mak zich uitzwaaien op weg naar het Centraal Station in Amsterdam. Vanaf hier begint zijn reis, door het Europa van 1999, en naar het begin van de twintigste eeuw. Parijs is zijn eerste bestemming. Daarnaast zal hij in dit hoofdstuk Londen, Berlijn en Wenen aandoen.

Nu kun je die twintigste eeuw op twee manieren zien. Je kunt er rekenkundig naar kijken, door hem te laten beginnen op oudjaarsavond 1899, of psychologisch, als naar een tijdperk. Sommige historici stellen dat de twintigste eeuw maar een korte eeuw is, die begon in 1914 bij het schot in Sarajevo en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, en die eindigde bij de val van de Berlijnse Muur in 1989.

Zo is de negentiende eeuw dan weer een hele lange eeuw, die al ergens in de 18e eeuw begon bij de uitvinding van de stoommachine, of zelfs eerder, bij de Franse Revolutie, en dus doorjakkerde tot in de vorige eeuw. Totdat die Gabriel Princip zijn trekker overhaalde en met één schot eigenhandig die hele eeuw afsloot. Ook best knap hoor.

Mak kiest ervoor om gewoon in 1900 te beginnen. Wil je zo’n hele eeuw behandelen, met al zijn oorlogen, bloed, ellende en wederopbouw, dan moet je ook het begin laten zien.

De Steden

In Parijs gaat Mak op zoek naar de sporen van de Wereldtentoonstelling, met al haar lichtpaleizen en nieuwe techniek. Opvallend: het modernste oorlogstuig werd al tentoongesteld in één van de kelders van een paviljoen. Je zou kunnen zeggen dat alles al klaarstond voor die verschrikkelijke oorlog in het Parijs van 1900.

Dan reist Mak naar Groot-Brittannië, per trein. Over het reizen door Europa schrijft hij:

West-Europa heeft nog geen eeuw met paspoorten geleefd, ik jakker met de hoogsnelle Eurostar alweer over de grenzen zonder te stoppen. (Niet dat overheden mij negeren, ik word op tientallen manieren elektronisch bekeken en gevolgd, maar dat is een ander verhaal.) Alleen Groot-Brittannië houdt het oude regime nog in ere. Mijn papieren worden ernstig bekeken, door serieuze burgerheren, in naam van Hare Majesteit.

In Londen schrijft hij wat over het begrip massa. Over hoe het platteland naar de stad trok, hoe die Europese steden overvol raakten, hoe Europa nog steeds was onderverdeeld in allerlei klassen, rangen en standen en hoe arbeiders hun plek begonnen op te eisen.
Over de begrafenis van Queen Victoria. Een grote gebeurtenis, waar het hele Europese Vorstenhuis op af kwam. Bijna allemaal afstammelingen of verwant aan Queen Victoria. De Britse koning Edward, de Duitse Keizer Willhelm II en de Russische Tjaar Nicolaas II waren alle drie kleinzonen van de Queen, en dus neven van elkaar. Ze kenden elkaar goed, trokken bij feesten en partijen elkaars uniform aan en poseerde daarmee voor een foto, kleine geschillen en conflicten werden onderling uitgepraat en dealtjes werden gesloten. Mak vergelijkt die toenmalige vorstenkliek met de hedendaagse Eurotop. Vlak voor de begrafenis zou Willhelm II samen met zijn neef Edward eigenhandig Victoria in de kist tillen. Iets wat een decennia later ondenkbaar zou zijn. 

Dan door naar dat broeierige Berlijn, wat een halve eeuw eerder nog een slaperig provinciestadje was geweest, maar nu uit haar voegen barstte en waar Keizer Willhelm II met zijn pronkkerken en kitschpaleizen drie eeuwen aan architectuurgeschiedenis probeerde in te halen. Berlijn, en het jonge Duitsland, zocht naar een plek in die Europese orde. We zullen zien dat ze die plek zou vinden, en hoe, maar zover zijn we nog lang niet.

Dat zijn, heel kort samengevat, de Europese steden aan het begin van de vorige eeuw.

De zaak-Dreyfus

In het eerste hoofdstuk werd mijn aandacht naar één verhaal in het bijzonder getrokken. Een gebeurtenis in Frankrijk, die zich eigenlijk nog net voor de twintigste eeuw afspeelde, aan de vooravond van de Wereldtentoonstelling, en een schaduw over al die lichtpaleizen dreigde te werpen. Het gaat om de zaak-Dreyfus.

Het hield de Fransen bezig. Een kapitein in het leger was verbannen naar het Duivelseiland (niet die in de Zuiderzee), omdat hij mogelijk voor Duitsers zou hebben gespioneerd. Langzamerhand werd steeds duidelijker dat officieren zijn van de krijgsraad met zijn dossier had zitten knoeien en vervalsingen had toegevoegd. De kapitein in kwestie heette Alfred Dreyfus. En er was nog iets aan deze zaak: Dreyfus was een Joodse Fransman. 

Ingekleurde foto van Dreyfus, Wikipedia

Journalisten begonnen erover te schrijven, en de zaak werd door heel Europa gevolgd. Het was of er in Frankrijk geen andere kwestie bestond. Je was voor of tegen. Het verscheurde families, deed vriendschappen sneuvelen en leidde hier en daar zelfs tot een echtscheiding. (Waar hebben we dat eerder gezien?)

Wat hieraan meehielp was dat journalisten alles bijhielden en opschreven in hun kranten. Door het verschijnsel ‘massakrant’, sensatiebladen met oplagen die tot in de honderdduizenden liepen en overal door het land verspreid konden worden, kreeg deze zaak een, op z’n Makkiaans gezegd, ongekende dynamiek.

Ik laat Mak maar even verder vertellen:

Er ontstond daardoor een nieuwe macht, de ‘publieke opinie’, en al snel leerden de krantenmagnaten die volkssentimenten te bespelen als een kerkorgel. Ze bliezen geruchten op, verdoezelden de feiten, alles was geoorloofd omwille van hogere oplagen, politiek gewin of de pure adrenaline van het nieuws.

De zaak kreeg ook een swing doordat antisemitisme een rol speelde. Anti-Dreyfus-pers schreef degelijks over ‘het syndicaat’, een groot complot van Joden, vrijmetselaars, socialisten en buitenlanders, dat Frankrijk wilde verscheuren.

Toen Dreyfus werd gedegradeerd, schreeuwde de menigte voor de hekken: A mort! A mort les juifs! De Joodse Parijse correspondent van de Weense Neue Freie Presse was zo geschokt dat hij naar huis ging en de eerste zinnen schreef van zijn traktaat Der Judenstaat: de joden moesten een eigen staat krijgen. Hij heette Theodor Herzl. De allereerste kiem van het ontstaan van de staat Israël ligt hier, bij de Zaak Dreyfus. 

Wenen

In het korte hoofdstukje over Wenen, wat de moeite waard is om te lezen, beschrijft Mak de dubbelmonarchie, hoe al die volkeren zich onder één vlag konden scharen, hoe het tenslotte begon te broeien en te rommelen. Maar ook over de koffiehuizen, hoe daar Jan en alleman samenkwam om het hele wereldgebeuren te bespreken. Veel van de ideologieën en bewegingen die Europa de rest van de eeuw in zijn greep zou houden waren hier al aanwezig of ontstaan. Meer over de koffiehuizen en haar kostgangers hier.

Maar in het Wenen van 1999 gebeurt er eigenlijk… niets. Mak struint wat rond in archieven, doet een ritje over de Ringstrasse en laat zich op een koude zondagochtend (18 graden vorst) zegenen in een katholieke kerk. Een mooi fragment:

‘De gemeente zingt aarzelend, met wolkjes komen de psalmen uit de bontkragen. De pastoor vertelt het verhaal van de legendarische New Yorkse burgermeester Fiorello Henry La Guardia, die een arme sloeber berechtte wegens diefstal van een brood. Hij veroordeelde hem tot tien dollar boete, trok vervolgens zijn eigen portefeuille en gaf de man tien dollar om zijn boete te betalen. ‘Gerechtigheid,’ zegt de pastoor, ‘moet altijd samengaan met barmhartigheid.’ ‘Amen’, knikt iedereen, en we reiken elkaar de hand. Dan komt er een Japans meisje het middenpad op gelopen, ze kijkt verrast rond, vervolgens begint ze het kerkvolk te fotograferen.’

Over massa gesproken. Langzaamaan werd het continent, vooral in de afgelopen 20 jaar, ‘Pretpark Europa’. 

Tot slot

In het volgende hoofdstuk zal de Eerste Wereldoorlog losbarsten. Over hoe dat kon en waarom is veel geschreven, maar eigenlijk is het precieze antwoord daarop nog steeds niet helemaal helder. In het eerste hoofdstuk vond ik wel een interessant fragment:

‘Als je nu in alle rust afvraagt waarom Europa zich in 1914 in een oorlog stortte, vind je geen enkele zinnige reden en zelfs geen aanleiding,’ zou Stefan Zweig later schrijven. ‘Het ging niet om ideeën, het ging niet werkelijk om de kleine grensgebieden; ik kan geen andere verklaring vinden dan een overschot aan energie, een tragisch gevolg van de interne dynamiek die zich in veertig jaar had opgehoopt.’

Het eerste hoofdstuk sluit hij af op een begraafplaats in de buurt van het Oostenrijkse Linz. In de snijdende ijzige wind vindt hij dan toch waar hij naar zocht: het graf van het echtpaar Hitler, wiens zoon door dat broeierige Wenen doolde.

‘De Hitlers hebben geen levende nazaten meer, maar hun grafsteen is omringd door pasgesneden dennengroen en viooltjes. De letters zijn onlangs weer verguld. Er staan drie nieuwe kaarsen bij. Over het kruis hangt een verse krans.

In de trein naar huis lees ik in de Wiener Zeitung over het proces van tegen de negenenveertigjarige Franz Fuchs, een man die in zijn eentje vier jaar lang een racistische terreur- en bommencampagne voerde. Bij een van zijn aanslagen waren vier zigeunerkinderen omgekomen. In de rechtszaal schreeuwt hij alleen maar leuzen;

Leve de Duitse bevolkingsgroep! Buitenlandersbloed, nee, dank u! Minderhedenprivileges, nee dank u!
Verkwanseling van de levensruimte aan vreemde bevolkingsgroepen, nee, dank u!
Socialistische Internationale, nee, dank u! Duitsvijandig racisme, nee, dank u! Zionistische germanenvervolging, nee, dank u!

Het is woensdag 3 februari 1999.’

Ja, dat was 1999. De twintigste eeuw was nog steeds aanwezig. 

Maar vandaag de dag echoot hij nog altijd na.


En door…

We stappen de trein weer in. Op naar 1914. Onze bestemming is… Constantinopel?

Dat belooft wat! 

Europapa 🧡
Proloog: #112 


Reacties

Populaire posts van deze blog

#112 terug Europa in

In Europa – proloog Als ik de vraag zou krijgen welk boek hét beste geschiedenisboek ooit is, zou ik meteen naar de boekenkast lopen om er een dikke pil uit te pakken. Er bestaan zoveel mooie, goede en interessante geschiedenisboeken (en stripboeken), maar ééntje steekt daar toch wel echt met kop en schouders bovenuit. En het is dit jaar 20 jaar geleden dat het boek uitgebracht werd. Het beste geschiedenisboek ooit blijft, in mijn optiek, In Europa van Geert Mak. Europese Steinbeck Geert Mak is geen historicus, zoals hij dat zelf vaak op bescheiden toon benadrukt. Hij is een journalist. Maar dat juist die twee dingen, journalistiek en geschiedkunde, bijzonder goed samengaan, heeft Mak met zijn In Europa bewezen. Er is geen ander boek als dit boek. Het zijn twee reizen die Mak hier maakt: eentje door het Europa van 1999 en eentje door die hele akelige, spannende, bewonderingswaardige en dynamische twintigste eeuw. Hij liet zich er voor inspireren door John Steinbeck, een Amerika

#138 toppiesoeppie

In Chin. Ind. Spec. Rest. De Lange Muur, in Emmeloord, wordt goede tomatensoep geserveerd. De tomatensoep van De Lange Muur is een begrip. Het hele restaurant de Lange Muur is een begrip. Het ceedeetje in de geluidsinstallatie draait al jaren. En dat hindert niet. Het is een vast onderdeel van de typische chineesbeleving: Ik eet de tomatensoep van Chin. Ind. Spec. Rest. De Lange Muur het liefst onder een verchineeste versie van I Am Sailing van Rod Stewart. De soep is het begin. Daarna komt het hoofdgerecht en dan pas waar ik in de eerste plaats voor kom: het dessert. De sorbet die ze serveren is net als de muziek al jaren hetzelfde. Fruit uit blik, een bolletje vanille-ijs, een bolletje bananenijs, een bolletje aardbeienijs, daarbovenop een klodder oud slagroom, afgemaakt met een knapperig wafeltje. Prachtig in zijn eenvoud, nimmer teleurstellend in de smaakbeleving. Maar het meest aardige van Chin. Ind. Spec. Rest. De Lange Muur is in de eerste plaats het personeel zelf. ‘Hoe

#53 Hompelvoet

In een van de eerste blogpost dit jaar schreef ik dat ik terug zou komen op wat ik vond van het boek De verworvenheden – of hoe je iemand wordt die ernaar verlangt op het eiland Hompelvoet te zijn. Het boek had ik voor mijn verjaardag gekregen en ik zag er naar uit om het te lezen, want ik had het ergens voorbij zien komen in een boekenrubriek en het had me nieuwsgierig gemaakt. En ondanks het mooie Engelse spreekwoord wat ik hier in het Nederlands zal tikken (want staak de verengelsing!), namelijk dat je een boek niet op zijn omslag moet beoordelen, trok dat kartonnen opdienblaadje me ontzettend aan. Ik had wat tijd nodig om over het boek na te denken. Dat doen weinig boeken. En de eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik er nog steeds niet uit ben wat ik ervan vind. Maar ja, is ergens iets van vinden per se noodzakelijk? Wanneer heb je pas echt iets over iets te zeggen? Dat vraag ik me steeds meer af na het lezen van het boek. Tijdens het lezen van het boek raakte ik wat geërgerd