Palignano a Mare is een klein vissersplaatsje ten Noorden van Monopoli. Het oude, pittoreske centrum is gebouwd op steile kliffen en ligt pal aan de zee. Overal is die aanwezig: als je een straatje inkijkt zie je de zee liggen, af en toe hoor je de golven onder je kapot slaan tegen de rotsen en op de pleinen ruik je de geserveerde visgerechten.
Vanaf de parkeerplek, waar een man voor vijf euro wel op onze auto wil passen, lopen we een trap af naar een soort dal dat herinnert aan de Romeinse tijd. Want bouwen konden ze wel, die Romeinen. Nog steeds staat er een grote brug overeind, waarover elke dag nog honderden mensen oversteken, en waar je door de enorme bogen de zee ziet blinken. Onder de Via San Vito, zoals de brug heet, ligt een uit de rotsen uitgesleten baai met een strandje waar je een duik in de zee kunt nemen. Dat stond ook op de planning voor vandaag: suppen. Als de stand- up- paddeling-evangelisten die we zijn, dient er ook op vakantie te worden gesupt. De boarden zij al bijna gehuurd, tot we het strandje opstappen en zien dat de zee te wild is. Nu kunnen we best een golfje hebben, maar dit is de Adriatische zee. Geen IJsselmeer.
Het strandje ligt vol met mensen. Verwonderlijk, want als ik probeer op de keien te gaan liggen duurt het niet lang voor ik een afspraak bij de fysiotherapeut in mijn agenda kan noteren. Het ligt voor geen meter. In het water laten mensen zich meedrijven met de golven. We lopen het water in, vallen om door de stenen op de bodem en werpen ons in de eerste golf die komt aanspoelen. Eenmaal in het water merk je pas hoeveel kracht water hebben kan. De zee daagt je uit, en als je stoutmoedig genoeg bent laat ze je ook meteen zien wat ze in huis heeft. Van de golven win je het niet.
Daarom blaf ik ook naar Anneke dat ze terug moet komen, als we door een grot zijn gewandeld en op een klif met onze tenen aan het water staan. Anneke probeert wat actiefoto’s van de golven te maken, maar die golven worden alsmaar groter en laten zich steeds harder tegen de rotsen slaan. Ik zie haar al in het water vallen en meegenomen worden, zo de zee in. Dat zou een ramp zijn. Wie moet mij dan door het Italiaanse verkeer loodsen? Wie zou me dan de Italiaanse keuken bijbrengen? Wie zou dan met wat producten uit de Lidl de meest smakelijke broodjes smeren? Kortom, zonder Anneke ben ik nergens. Terugkomen en rappido een beetje!
Met open enkels en knieën klauteren we de baai weer uit. Erin komen is één ding, maar zie er maar weer eens heelhuids uit te komen met enkel keien en stenen onder je voeten. En metershoge golven.
Om toch een beetje het gevoel te hebben echte suppers te zijn, kopen we bij een Indiase marktverkoper allebei een surfhandbandje. Je kent ze vast wel, met van die witte schelpjes. We struinen nog wat door het stadje, wandelen een kerk binnen en zeggen met het hoofd in onze nek gegooid hoe mooi het er wel niet is. Daarna spoelen het zout van ons gezicht bij een fonteintje.
Als we terug komen bij de parkeerplaats is onze vriend in geen velden of wegen te bekennen. Dat is Italië.
In de avond zoeken we in de omgeving van ons appartement naar een eetgelegenheid. De meeste restaurants zijn pas rond half 8 of later geopend. Dan gaan de Italianen pas aan het avondeten. Dat is Italië.
Het terrasje waar we uiteindelijk aanschoven lag aan een pizzeria/bar/bezinepompwinkeltje. Dit zou nooit wat kunnen zijn. We besluiten, nu we er toch zitten, een pizzaatje te bestellen en daarna een ander restaurant te zoeken. Maar de pizza smaakt zo goed, dat we blijven en er een tweede bij bestellen.
Dat is Italië.
Reacties
Een reactie posten