Doorgaan naar hoofdcontent

#34 Viering naar kerstmis toe: een kostelijke ochtend in het klooster

De Dominicanenkerk in Zwolle, een prachtig laatgotisch gebouw uit het einde van de 19e eeuw, heeft een klooster. Dat klooster heeft kloosterochtenden. Wij, mijn moeder en ik, stonden op het parkeerterrein van dat klooster. We zouden hier kerst gaan vieren.

Mijn moeder had hier les gehad toen ze haar opleiding deed en de plek had indruk op haar gemaakt. Ik had ooit laten vallen dat ik die plek ook wel eens wilde zien. In de loop naar mijn verjaardag had ze gepolst wat ik wilde doen, we hebben de gewoonte ergens naar toe te gaan, een leuk museum of een tentoonstelling, aansluitend met een lunch. Ze stelde me het volgende voor: in het Dominicanenklooster in Zwolle zou op mijn verjaardag een kloosterochtend gehouden worden. Een soort kerstviering, met daarna dus een gedekte tafel en een leuke activiteit. ‘Klinkt toch kostelijk?’
   Het woord kostelijk deed het ‘m voor mij. Het woord kostelijk had me al op vele plekken gebracht waar ik anders nooit geweest zou zijn, laat staan van hebben gehoord. Door het woord kostelijk heb ik naar een abstracte openluchtdansvoorstelling in het Friese Heeg staan kijken. Door het woord kostelijk hebben we, op een kostelijke streekmarkt, staan praten met een man die zelfgemaakte vlierbloesemsiroop verkoopt voor de kinderen in Nepal. Door het woord kostelijk zijn we weggestuurd door een man die eigenhandig een kasteel heeft gebouwd in Blesdijke. Door het woord kostelijk heb ik in de Bantseliek, de kerk van Bant, staan kijken naar mensen die zich naakt hebben laten portretteren met verf op hun lijf.
   Ik hoefde dus niet te weten wat de kloosterochtend precies inhield. Mijn vertrouwen zat in het woord kostelijk.

Bij de ingang aan de parkeerplaats van het klooster stond een vrouw in de deur mensen op te wachten. Een verbaasde blik maakte plek voor een vriendelijke glimlach. Ze vroeg waar we voor kwamen. We zeiden dat we gekomen waren voor de kloosterochtend. ´Oh? Wat leuk! Welkom, welkom!’
   Toen we naar binnen liepen nog eens: ‘Welkom! Leuk!’
   We volgden de route die ons gegeven was en liepen een zaaltje binnen. Ik voelde spijt, spijt omdat we hiernaartoe waren gekomen en spijt omdat er nu geen weg terug meer was. Vijftien – ik heb ze geteld – hoogbejaarde mensen keken ons verbaasd toe. Maar we werden ook vriendelijk verwelkomd, stoelen werden aangewezen.

In het midden van het zaaltje stond een tafeltje met daarop een kerstkrans en vier grote witte kaarsen. We zaten er in een cirkeltje omheen.
   De voorganger, een vrouw die Corine heet, heette ons welkom en begon met de viering. Na een gebed sloeg iedereen een kruis. We zongen liederen die ik niet kon, in een klooster wat ik niet kon, tussen mensen die ik niet kon.
   Tussen de adempauzes van het zingen door hoorde ik het schelle piepen van gehoorapparaten. Na een lied was het tijd om een adventskaars aan te steken. Daarna volgde een klein stiltemoment. Ik keek het zaaltje rond en zag beelden van onbekende heiligen en gewaden van priesters aan een kledinghanger en probeerde een beleefd mogelijke manier te bedenken om na afloop zo snel mogelijk te kunnen vertrekken.  
   Maar, en misschien is dat wel het wonder van kerst, ik kreeg schik in het zingen van de liederen en op een zeker moment verlangde ik naar een kopje koffie.

Die koffie werd geschonken in een zaaltje ernaast. Mijn moeder en ik namen plaats aan een tafel gedekt met versiering en kerststol.
   Corine, misschien deed ze het uit medelijden of christelijk plichtsbesef of was ze gewoon nieuwsgierig naar wat twee mensen onder de zestig naar de kloosterochtend bracht, kwam bij ons zitten. Ze vroeg waar we vandaan kwamen.
   Ik vertelde dat we van Urk kwamen, dat mijn moeder bekend was met het klooster en ik het klooster ook wel eens zelf wilde zien.
   ‘Je hebt je moeder helemaal opgehaald vanuit Urk?’ vroeg Corine.
   ‘Nee, we komen allebei van Urk’
  ‘Dus je woont niet in Zwolle?’
   Dat we allebei de moeite hadden genomen om helemaal vanaf Urk naar Zwolle te komen om een kerstviering tijdens een kloosterochtend bij te wonen, begreep Corine niet meteen. En dat begreep ik.

De vrouw die ons had verwelkomd bij de deur liep rond met kannen koffie. Ze had speciaal voor de kloosterochtend een foute kerstrui aangetrokken.
   Op tafel lagen er een aantal vragen. Eén van de vragen was: hoe zag kerst er bij jou vroeger uit?
   Daar was Corine wel benieuwd naar. Ik vertelde haar dat kerst op Urk vooral gaat over familie en eten, met nadruk op het eten, en dat op eerste kerstdag om twaalf uur alle klokken zouden luiden en overal door het dorp mensen met groene bussen zouden staan waar je een donatie voor het goede doel in kon doen.
   Daarbij voegde ik toe: ‘als je dan de klokken hoort luiden, weet je dat het kerst is.’

Plotseling zwaaide de deur open. Een vrouw kwam het zaaltje binnengevallen. ‘Hallo mensen! Hallo! Sorry dat ik later ben! Hallo!’
   Ze kwam aan de tafel staan. ‘Sorry Corine, maar ik moest echt naar de keuringsarts, ik kon het niet laten schieten!’
   Ze draaide zich om naar de andere aanwezigen: ‘het is officieel! Ik heb zwabberbenen!’
   De vrouw met zwabberbenen kwam gezellig bij ons zitten. We gingen verder met de vragen.
   Corine vertelde dat in haar katholieke familie kerststallen heel belangrijk waren. De halve woonkamer werd leeggeruimd en dan werd er een levensgrote kerststal gebouwd. ‘Compleet met mos en stenen!’
   De familie van Corine verzamelde zich voor het slapen gaan bij de stal en zongen kerstliederen. Iedere avond mocht een ander kind de lichtjes uitdoen, waarbij haar moeder een speciaal liedje zong.
   ‘Toen we jaren later allemaal het huis uit waren, en dit kan me nog emotioneren, zat mijn moeder nog altijd elke avond te zingen voor de stal.’
   Haar stem werd schor. ‘Dat beeld: een vrouw alleen voor de stal, zingend.’
   ‘Ergens is dat toch ook wel troostrijk?’, vroeg ik.
   ‘Troostrijk! Ja, wat zeg je dat mooi!’

We babbelden nog wat over het verschil tussen protestanten en katholieken. Dat de kansel voor Katholieken heilig is, en alles een speciale plek heeft waar niet van afgeweken mag worden. Corine ging ook wel eens voor in protestantse kerken. ‘Bij protestanten is het huppakee, plof maar neer die map!’
   Ze stond op. ‘Het is tijd voor de quiz!’
   Corine had speciaal voor de kloosterochtend een kerstquiz gemaakt. De strekking ervan was dat in het kerstverhaal veel zaken geslopen waren die niet in de Bijbel voorkwamen. Ze had het ludiek aangepakt. Zoals vraag acht: wat zongen de engelen?
   A: kind ons geboren
   B: Gloria in Exelsis Deo
   C: Ik heb hier een vliegert voor mijn moeder
   D: nu zijt welekome

   Corine: ‘is toch leuk? Een beetje humor tussendoor.’
   Op de vraag ‘hoe wisten de wijzen de weg?’, zorgde antwoord D: met behulp van de heilige Christoffel, tot de nodige hilariteit.

Els, de vrouw met de foute kerstrui, vroeg of we ook advocaat wilden. In een poging tot humor zei ik dat ik nog rijden moest. Dat werd niet begrepen. In plaats van advocaat kreeg ik ongevraagd een bekertje vruchtensap. Die tweemaal ongevraagd werd bijgevuld.

De kloosterochtend zat erop. Corine bedankte iedereen die gekomen was en wenste ons een zalig kerstfeest. Ik vroeg Corine of ik de kerk nog mocht zien.
   Ze liep ons voor de Dominicanenkerk in. We keken naar de kerststal, naar de enorme gotische tabernakel, waar de hosties en de wijn in werden bewaard. We keken naar het glas-in-loodraam die, wanneer er daglicht door viel, in een bijzonder soort blauw kleurde.
   Ik vroeg Corine of de nachtmis ook nog echt ’s nachts plaatsvond. ‘Nee, de leden van het koor vinden dat te laat, we doen het sinds een paar jaar vroeger in de avond.’
   We kregen het over eenzame ouderen, waar kerst een moeilijke tijd voor kan zijn. Corine vertelde dat ze eraan dacht een koffiemoment te houden na de mis op eerste kerstdag. ‘Vier vrijwilligers heb ik nodig, die een uurtje willen blijven om koffie te zetten, maar ik krijg het niet voor elkaar.’
   Ze werd wat ongeduldig. Ze had meer te doen. Het was tijd om te gaan. We bedankten Corine voor de ochtend en de gastvrijheid, en wensten elkaar een gezellig kerstfeest.

Plotseling stonden we niet langer in de stille kerk, maar in het drukke centrum van Zwolle. In de auto terug naar Urk herinnerde ik me dat Corine had gezegd dat de groep al wat kleiner was dan ze gewend waren.
   ‘Over tien jaar bestaat dit niet meer’, zei ik toen ik de N50 opreed.
   Mijn moeder: ‘erg he.’
   Terwijl we door het Overijsselse platteland jakkerden dacht ik aan de groep met grijze mensen en piepende gehoorapparaten. Dat de groep bezoekers van het klooster al kleiner was geworden en in de nabije toekomst nog kleiner zou worden. Totdat er simpelweg niets meer overblijft.
   Ik dacht aan het koffiemoment voor de eenzame ouderen dat Corine niet voor elkaar kreeg. Ik dacht aan haar moeder, zingend voor de kerststal. Ik dacht aan de vrouw met zwabberbenen en dat het goed is voor een mens om een plek te hebben waar je kunt delen dat je zwabberbenen hebt.

Ik hoopte dat het klooster nog een hele tijd een klooster zou blijven. Met kloosterochtenden. Dat er Corines zouden blijven bestaan.
   Toen er gevraagd werd hoe ik de ochtend nu eigenlijk gevonden had, kon ik niet anders antwoorden dan: ‘kostelijk.’

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

#53 Hompelvoet

In een van de eerste blogpost dit jaar schreef ik dat ik terug zou komen op wat ik vond van het boek De verworvenheden – of hoe je iemand wordt die ernaar verlangt op het eiland Hompelvoet te zijn. Het boek had ik voor mijn verjaardag gekregen en ik zag er naar uit om het te lezen, want ik had het ergens voorbij zien komen in een boekenrubriek en het had me nieuwsgierig gemaakt. En ondanks het mooie Engelse spreekwoord wat ik hier in het Nederlands zal tikken (want staak de verengelsing!), namelijk dat je een boek niet op zijn omslag moet beoordelen, trok dat kartonnen opdienblaadje me ontzettend aan. Ik had wat tijd nodig om over het boek na te denken. Dat doen weinig boeken. En de eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik er nog steeds niet uit ben wat ik ervan vind. Maar ja, is ergens iets van vinden per se noodzakelijk? Wanneer heb je pas echt iets over iets te zeggen? Dat vraag ik me steeds meer af na het lezen van het boek. Tijdens het lezen van het boek raakte ik wat geërgerd

All-you-can-eat restaurant

All-you-can-eat restaurants zijn een fenomeen. Ze bestaan nog niet zo heel lang in Nederland. Niet in zulke getale als tegenwoordig tenminste. Het concept is van een all-you-can-eat restaurant is vrij simpel. Je betaalt een relatief goedkoop bedrag en voor een paar uur mag je je helemaal uitleven op buffetten en wokgerechten. Zo heb je hier in de buurt een bekend all-you-can-eat restaurant in Emmeloord en in Kampen. Voor wie het allemaal niet gek genoeg kan zijn er ook speciale indoorhotels waar het de hele dag door genieten geblazen is. Voor mijn werk (gehandicaptenzorg) ben ik tot driemaal toe naar zo’n hotel geweest. Leuk voor de doelgroep. Voor mij elke keer een uitje naar een totaal andere wereld. Het geldt als het hoogtepunt van het jaar. Afgelopen zaterdag was ik niet met werk, maar met vrienden, naar een wokrestaurant. Ook zo’n all-you-can-eat concept. Iemand uit de groep wilde graag uit eten en omdat het dure tijden zijn, zochten we iets waar iedereen eten kon, maar wat even

#32 lieve mensen, drie tips

Lieve mensen, Ik probeer zo graag te snappen hoe dit zover heeft kunnen komen. Ik wil het waarom zo graag begrijpen. Vandaag heb ik me er stuk over lopen peinzen, maar ik kom er niet uit. Ik denk dat een poging tot het vinden van antwoorden ergens in de volgende drie aanbevelingen zit. Een luistertip, een leestip en een kijktip.  De luistertip:  De ongelooflijke Podcast met Arnon Grunberg https://open.spotify.com/episode/6SjqWYv2peLNwkWf6EVC1T?si=115090eb5c3d4083 De leestip:  De kijktip:  Persoonlijke tip:   Laat je niet gek maken. Blijf bij jezelf. Blijf omzien naar de ander. Heb lief.