‘Er zit hier ook een clownsmuseum in de buurt,’ werd er gezegd.
‘Gaan we doen,’ werd er geantwoord.
En zo trapten we goedmoedig bij de camping vandaan. In de rugzak een camera en een flesje water voor de droge strot. Dat laatste zouden we nog nodig zijn.
Deze strook van de Bloemenkust is eigenlijk een langgerekte aaneenschakeling van badplaatsjes en stadjes. Die zijn verbonden met een fraai fietspand langs de kuststrook, maar we zijn in Italië, dus was dat fietspad dicht. Zonder dat we het wisten stuurde Maps ons een berg op, een flinke heuvel althans, zonder fietspaden, maar wel met verkeer.
We zijn echt Nederlanders, dat ik nog toen we fier op onze eigen fietsen wegreden. We zijn echt Nederlanders, dacht ik bij de eerste klim opwaarts, niet bekend met alles dat op heuvels of bergen lijkt. Al snel stegen we te voet verder, met de fiets in de hand en het verkeer op armlengte afstand voorbij denderend. Bijzonder: niemand toeterde, of keek er ook maar vreemd van op. Misschien zijn ze hier verwarde toeristen gewend. Misschien is dat ook wel hoe het verkeer hier werkt. We zagen verschillende mensen op elektrische stepjes door haarspeldbochten scheuren.
Je moet het maar durven.
Maar er is altijd een hoogste punt, en als je die eenmaal hebt bereikt mag je je naar beneden laten zoeven. Een klein feestje is dat. Eenmaal in een haventje van Imperia dronken we voor een toeristentarief een bakkie Lungo Espresso. (vijfeurotwintigvooreenvingerhoedjekoffieistochnietnormaal).
Villa Grock, een prachtig bouwwerk, herbergt een museum voor clowns ofzo? We wisten het niet en werden er ook niet wijzer van. In een kamer stonden wat clownsschoenen, in een andere kamer een lachspiegel en weer in een andere kamer werd religieuze kunst uit de Middeleeuwen geprojecteerd. De villa zelf was prachtig, daar niet van.
Naderhand las ik op Wikipedia dat het gaat om Charles Adrien Wettach. Een soort van Zwitserse Charlie Chaplin. Volgens diezelfde pagina is hij bekend door kreten als ‘Waruuuuuum?’ en ‘Nit Möööööglich!’.
We hadden het wel gezien en na een klein lunchje bij een bakkertje hadden we Imperia zelf ook wel gezien.
We moesten de heuvel weer over.
Gestoofd door het warme asfalt en nat van het zweet kwamen we aan op de camping en namen we per direct een duik in het zwembad.
De rest van de avond stond in het teken van campinglife: op een gaspitje een zakje soep warmen en wat restjes opmaken. Zonder gekheid: zelden hebben we zo lekker gegeten.
En met zo’n gaspitje knaaken heeft evengoed ook wel weer wat.
Reacties
Een reactie posten