Ik nip wat aan de cappuccino die voor me staat. Ondertussen blader ik door een boekje die ik eerder had aangeschaft bij de boekenwinkel. Ik bevind mij in een restaurant van een winkelketen, ergens midden in de Lange Nering. Ik had onverwachts een middag vrij en had nog wat T-shirts nodig. Een jongen zoals ik geraakt dan toch al snel in Emmeloord.
Na een paar shirtjes te hebben afgerekend, besloot ik nog even naar de
boekenwinkel te lopen om een reisgidsje aan te schaffen voor Kopenhagen.
Binnenkort,
mits de Covid-19 zich een beetje rustig houdt, ga ik een paar dagen naar
Denemarken. Volgende maand heb ik eindelijk een paar weken vakantie.
Ik pakte een klassiek ANWB-gidsje uit het schap en rekende af.
‘Is het cadeautje?’ Vroeg de man van de boekenwinkel.
‘Nee hoor, het is voor mezelf.’ Zei ik. En daarmee had ik het vakantiegevoel
eigenlijk al te pakken.
Buiten begon het voorzichtig te
regenen.
Dan maar een kop koffie, dacht ik. Ik liep het restaurant van de
winkelketen binnen en bestelde aan de bar een grote cappuccino. Achter de bar
stond een vrouw met blond haar in een kort kapsel, die zo vrolijk deed dat haar gezicht
samen kneep wanneer ze sprak.
‘Mag ik uw naam en nummer noteren?’ vroeg de vrouw met haar vriendelijke
samengeknepen gezicht.
Ik gaf mijn naam en nummer. Ze schreef het netjes op.
‘Even kijken of er een plekje voor u vrij is.’
Ze tuurde wat rond in haar restaurant.
‘Ah, kijk. U kunt hier terecht bij het raam.’
Daar had ik weinig trek in. Ik kom hier om mensen te kijken, dacht ik. Niet om
bekeken te worden.
Plots zag ik dat er achterin het restaurant nog een tafeltje vrij was. Ik sloop
er naar toe en ging zitten.
Ik neem nog een slok van de koffie, terwijl ik mezelf afvraag of het wel zo netjes is
om voor één persoon een hele tafel te gebruiken in een restaurant waar de helft
van de tafels is afgeplakt.
Plotseling, uit het niets, staat een wat oudere vrouw in regenjas aan mijn
tafel. Met grote ogen zegt ze: ‘Ik kan deze stoel wel gebruiken, toch?’
‘Ja hoor, prima.’ Zeg ik, met een neem-maar-mee-gebaar.
‘We kunnen aan deze tafel zitten.’ Zegt de vrouw tegen een andere, jongere,
vrouw.
De jongere vrouw draagt een witte broek, met open sandalen. Daarin draagt ze roze sokjes.
Ze kijkt me aan. Ik geef een knik, die onbeantwoord blijft.
Even plotseling als de oudere vrouw aan mijn tafel verscheen, staat daar ineens
een meid van de winkelketen, die vriendelijk doch duidelijk beide vrouwen verzoekt
absoluut geen plaats te nemen aan de tafel die ze zojuist hadden geannexeerd.
‘Waar moeten we nu gaan zitten?’ vraagt de oudere vrouw paniekerig.
‘Oh, ik ben zo weg hoor.’ Zeg ik zo vriendelijk als ik kan.
De vrouw lijkt het niet te horen en blijft maar om zich heen kijken. De vrouw
met de roze sokjes legt een hand op haar schouder. 'We kunnen ook naar een andere zaak.' zegt ze.
Als de paniek uit haar ogen is verdwenen snauwt ze tegen de vrouw met de roze
sokjes: ‘Hij gaat zo weg.’
Ze wijst erbij in mijn richting, maar ze kijkt me
niet aan.
Beide vrouwen blijven zwijgend aan mijn tafel staan, wat lijdt tot lichtelijke paniek in mijn hoofd. Wat gaat er nu gebeuren? Moet ik opstaan? Wat wordt hier van mij verwacht?
Zo rustig als ik kan drink ik van mijn koffie. Ondertussen swipe ik maar wat door Instragram.
Dan eindelijk, na een paar ongemakkelijke minuten, nemen de vrouwen plaats in de rij aan de balie. Ze staan daar als als roofvogels het restaurant door
staren, op zoek naar een tafel om neer te strijken - in het bijzonder de mijne.
Ik hoor ze kibbelen over de vraag of er wel of geen gebak bij de koffie bestelt wordt.
Ik wil nog rustig mijn koffie
opdrinken, maar het is al te laat: ik betrap mezelf op het snel weg slurpen van de cappuccino, omdat
ik ze niet nog een keer aan mijn tafel wil.
Met dit soort vrouwen wil je niet
te maken hebben.
Als ik de laatste slok koffie achterover wil slaan zie ik een bejaarde vrouw zoekend
om zich heen kijken. Ze is natgeregend; de regendruppels glijden nog van haar
bril.
Als onze blikken kruisen geef ik een korte knik. Ietwat weifelend komt ze naar me toe geschuifeld.
‘Jongeman, is deze tafel bezet?’ vraagt ze.
‘Nee hoor, mevrouw.’ Zeg ik, terwijl ik mijn spullen pak.
De andere vrouwen staan nog in de rij, bekvechtend over een stuk gebak.
‘Gaat u maar lekker zitten.’
Geweldig JM ☕👍
BeantwoordenVerwijderen😊
Verwijderen