Het is nog maar een uurtje of negen in de ochtend, maar de zon beukt nu al op het raam van mijn slaapkamer en de warmte sluimert ongezien binnen. Mijn balkondeur heb ik maar opengegooid, daar is nu nog schaduw. De thermometer tikte gisteravond de zevenentwintig graden aan. Nu is dat gezakt naar vijfentwintig en een halve graad. Vandaag wordt het nog net iets warmer dan gisteren.
Ik kwam uit een slaapdienst, moest door naar de volgende
dienst en kon daarna naar het Oude Dorp voor een ginkiestocht. Een verjaardag
van een mevrouw uit Tollebeek. Haar dochter had een high-tea georganiseerd met
aansluitend een ginkiestocht. Van de hele groep gingen er uiteindelijk maar een
stuk of zes mee. Te warm. En warm was het inderdaad. Boven aan de ‘ellege’
zagen we Urk in de zomer. Een blauw IJsselmeer, een zonovergoten strand vol
mensen, in het water bootjes, kruisertjes en kottertjes voor anker en vooral
veel mensen in het water, op zoek naar verkoeling. Zomerse geluiden – gelach van
het strand, kreten van kinderen die net het water induiken, het geplonsd van
iemand die een bommetje deed – waaide ons toe.
Ik merk dat ik er wat beter tegen kan. Tegen de warmte. Ik
ben vrijdagochtend weer eens op een weegschaal gaan staan. Het getal dat op het
displaytje verscheen was kleiner dan een paar maanden terug. Toen ik nog wat zwaarder
was liep ik te zwoegen bij deze tempraturen. Altijd met een rood hoofd, altijd
zweten. Ik ben nog steeds niet iemand die blij wordt van dit weer, maar ik kan
er steeds beter mee omgaan. En bovendien mag ik niet klagen, want ik denk
telkens aan Tim van de ANWB. Die heeft het nu ook niet makkelijk.
Donderdag ging ik voor een uitje met werk naar Emmeloord. Daar
hebben ze onlangs de Deel, zoals het levendige plein heet, op de schop gegooid
en opnieuw aangelegd. Kom je aangereden, dan moet je ineens rechtsaf om het
parkeerterrein op te kunnen. Aan beide zijden hebben ze bomen geplaats in een
enorme roestige bloembak. Het was een inschattingsfoutje. Mijn
rechterachterwiel klapte op zo’n ding en bij het uitstappen zag ik dat mijn
band leeggelopen was. Had ik nog nooit eerder meegemaakt.
Lichtelijke paniek dus. Wat nu? Een
belletje naar de ANWB en een paar uur wachten later kwam daar Tim aangereden. Tim
stapte uit, stelde zichzelf voor en vroeg ik een reserveband had. Die had ik
niet, gaf ik aan.
‘Nou, ik weet zeker dat je er ééntje
hebt’, zei Tim. ‘Kijk maar eens in je achterbak, daaronder hoort er één te
zitten’.
Ik gooide de klep omhoog en maakte in
mijn hoofd een notitie om toch maar eens naar de vuilstort te rijden. Een tas
met weckpotten en flessen, een schildersezel, een kartonnen protestbord met de
tekst: Poetin is een lul en zo al niet meer. Afijn, na alles naar buiten
gegooid te hebben tilde Tim een plaat omhoog en daaronder verscheen, inderdaad,
een reservewiel.
Nooit geweten. Ik stond erbij te
kijken alsof ik het in Keulen hoorde donderden.
Na tien minuutjes was de klus geklaard, de cliënten kwamen
al naar buiten toe. De film was afgelopen. Allemaal kwamen ze opgewonden bij de
auto staan. Tim ging er ontspannen mee om. Onder het vervangen van de band
vertelde hij me over zijn diensttijden, dat er met de warmte heel veel mensen
op de wielen gingen, per auto of fiets, en dat dat nogal eens misging. Tim had
het er maar druk mee. Ergens in mij kroop een schaamtegevoel omhoog. Die jongen
had helemaal vanuit Joure moeten rijden om hier een band te komen verwisselen,
die ik zelf, was ik wat technischer geweest en verder had gekeken als mijn neus
lang was, wellicht zelf had kunnen vervangen. Maar Tim deed het net zo graag. ‘Ik
heb straks toch lekker een paar dagen vrij’.
Ik bedankte Tim en startte de motor. De cliënten zwaaide hem
nog na.
Met een grote boog reed ik om de bloembakken heen.
Reacties
Een reactie posten