2015, een doordeweekse zomerse dag. Aan tafel zitten mijn vader, moeder, zusje en ik. In het midden van ons staat een schaal lasagne, waar we van eten. Er wordt aangebeld. Even later rollen twee mensen een enorme koffer de kamer binnen. Uit de koffer komt een doosje, daaruit een plastic zakje, daaruit weer een plastic kokertje. Uit een verpakking komt een wattenstaafje tevoorschijn. Of mijn vader even ‘ aaah ’ wil zeggen. Een paar weken later krijgt hij een telefoontje: er is een match. 2025, Hemelvaartsdag. Door een miezerregen trappen mijn vader, mijn twee broers en ik door de duinen. We stallen de huurfietsen en beklimmen een duintop. Een Duitse bunker zien, wat ginnegappen, wat plaatjes schieten. Dan lopen we het paadje op dat naar de plek leidt. Als we merken dat we er bijna zijn, worden we stuk voor stuk iets stiller. We openen het poortje en lopen naar binnen. Daar doen we wat mensen doen als je iets wilt zeggen, maar niet weet wat te zeggen: benoemen wat je ziet. Kijk...